GARNIZOENSSTAD
In het gezelschap van een vrouw die niet een welbepaalde vrouw is, meer bepaald een van de ooit door mij geliefden, maar veeleer een amalgaam of composiet of hybride, met trekken van elk van hen – in haar gezelschap dus betreed ik een Zuid-Franse garnizoensstad. Is het Albi of Toulouse, dat is niet duidelijk – maar wel zeker is dat we ons ergens in het diepe zuiden van Frankrijk bevinden, benoorden de Pyreneeën.
Het is een grauwe stad, een stad van steen. We stappen door de met grote plavuizen geplaveide straten. De strenge en weinig tot binnenkomen nodende huizen en gebouwen zijn opgetrokken uit een donkergrijze natuursteen. Arduin of graniet.
We stappen in de richting waar we het centrum vermoeden. Onderweg zien we verschillende groepen militairen, elke groep anders, maar wel uniform gekleed in veldgrijze gevechtsuitrusting, in uitgaanskostuum, in trainingspak. Ze marcheren, sporten, paraderen, exerceren. Hakken van tientallen laarzen hameren een eensluidend ritme op de bestrating. Een van de pelotons die we kruisen is homogeen vrouwelijk, maar wordt wel aangestuurd door een mannelijke officier. Mijn feministische inborst roert zich maar ik besluit hier geen uiting aan te geven.
Een tank rijdt door de straat. De rupsbanden rollen – metaal op steen nochtans – zeer opvallend zonder het minste geluid.
In het centrum herkennen we enkele niet-militaire gebouwen, rustieke restanten van een middeleeuws verleden. Een ervan is de kathedraal, die we besluiten de bezoeken. Ook hier overheerst hetzelfde zware, donkergrijze gesteente. In de kerk vallen enkele mechanische tuigen op, het lijken wel wetenschappelijke instrumenten uit het didactisch arsenaal van een renaissancistische prins. Een gigantisch orgel pronkt met zijn glimmende pijpen. Maar de meeste aandacht trekt een uurwerk waarvan het uit grote tand- en vliegwielen en zich op- en ontspannende spiralen bestaande mechaniek niet achter een deur of wand is weggewerkt maar zich volledig zichtbaar en in soepele werking aan onze bewondering voorlegt.
Samen met de amalgaamvrouw aan mijn zijde kijk ik ernaar, verwonder mij over hoe het verstrijken van de tijd hier wordt veraanschouwelijkt en vergeet het militaire gekrakeel in deze bizarre stad.