vrijdag 11 februari 2022

notitie 113

(220210)

 

VOORBIJE PASSIE

 

Een alleenstaande vrouw van middelbare leeftijd reflecteert op haar kortstondige relatie met een gehuwde man van eind de dertig. Hij heet ‘A.’ in het boek. Hij is van Oost-Europese afkomst en verblijft slechts tijdelijk in Frankrijk. Zijn tegenspeelster blijft naamloos, maar het is wel duidelijk dat zij veel gelijkenissen vertoont met de persoon die het boek schrijft, ja, op een gegeven ogenblik wordt duidelijk gesteld dat zij de persoon is die het boek schrijft.

Een aantal maanden is de vrouw volledig benomen door haar verliefdheid. Zij doet niets anders dan wachten tot de man haar nog eens bezoekt. Alles wat zij ervaart, ervaart zij in het licht van die verliefdheid. Niets anders lijkt haar nog betekenisvol.

Iedere keer dat de twee elkaar zien hebben ze seks. Zij is zich ervan bewust dat het voor hem wellicht enkel daar om gaat. Ze neemt genoegen met wat hij haar biedt: ‘Il me fait cadeau de son désir.’ (34) Maar eigenlijk blijft hij een vreemde. Daarna verdwijnt hij weer. En herbegint het wachten.

Het is een onevenwichtige relatie. Voor de man, die op een gegeven ogenblik inderdaad naar zijn land terugkeert, is het wellicht niet meer dan een divertissement. Voor de vrouw is het een van meet af pijnlijke zaak (‘Je vivais le plaisir comme une future douleur.’ (45)), die zij desalniettemin toch niet als een pijnlijke zaak lijkt te ervaren. Zelfs de anticiperende pijn gaat op in de uitslaande brand van haar passie.

Maar Passion simple gaat niet in de eerste plaats over een ‘relatietje’. Het gaat om wat Annie Ernaux ermee doet. Het eigenlijke thema van deze novelle is niet een liefde maar wel het schrijven erover. De taal is het echte hoofdpersonage in deze verhouding, die uiteindelijk een verhouding van de vrouw tot zichzelf is, tot hoe zij met haar verlies omgaat wanneer het zich dan eindelijk in zijn definitieve gedaante heeft aangediend.

Wanneer de affaire voorbij is, en daarna de rauwste rouw, start de verwerking. En een schrijfster doet dat door te schrijven. In haar verslag vermeldt zij dat zij de eerste zin van haar verslag heeft opgeschreven na twee maanden rouw: ‘J’ai commencé de raconter “à partir du mois de septembre je n’ai plus rien fait, qu’attendre un homme” etc., deux mois environ après le départ de A., je ne sais plus quel jour.’ Die onbepaaldheid is natuurlijk belangrijk omdat voor A.’s vertrek elke dag, elk uur tot op de minuut werd afgemeten in functie van zijn komst.

De eerste zin van het eigenlijke verslag luidt inderdaad: ‘À partir du mois de septembre l’année dernière, je n’ai plus rien fait d’autre qu’attendre un homme…’ Niet identiek dezelfde zin maar een geredigeerde, afgewerkte zin. Vandaar ook de precisering ‘het voorbije jaar’.

Het ‘eigenlijke’ verslag zeg ik, want daaraan vooraf gaat een korte beschouwing over een ervaring die buiten het verhaal van de verliefdheid en de rouwverwerking staat: een herinnering die ‘bouleversante’ wordt genoemd, aan de eerste keer dat de ikpersoon ‘un film classé X’ op de televisie ziet. Wat zij daar ziet is zo gelijkend op wat zij al die keren met A. heeft gedaan én kan er tegelijkertijd niet grondiger van verschillen want het is van elke mogelijke betekenis, die de relatie met A. kenmerkte, volledig ontdaan. Schriller ook kan het contrast niet zijn tussen pornografie en de omzichtigheid waarmee Annie Ernaux over haar romance vertelt. De introductie over die televisuele confrontatie met brute seks is een retorische ingreep die zijn doel niet mist.

Uiteraard cirkelt Annie Ernaux rond de vraag of ze haar intieme belevenis wel moet wereldkundig maken. Rouwverwerkend schrijven is een ding, maar publiceren is nog iets anders. Zij is zich zeer bewust van deze problematiek, die aan elk autobiografisch schrijven verbonden is. ‘Ce sont les jugements, les valeurs “normales” du monde qui se rapprochent avec la perspective d’une publication.’ (69) Daarom neemt zij in haar boek niet alleen afstand van A., die, zoals zijn personagenaam het al zegt, anoniem blijft, maar ook van de verhouding die zij met hem heeft gehad. Naarmate deze verhouding zich terugtrekt in de tijd en een herinnering wordt, en het normale leven zich kan hervatten, neemt zij ten aanzien van het geoorloofd zijn van een publicatie van het resultaat van haar rouwverwerkend schrijven een standpunt in. Zij vindt het geoorloofd. ‘A.’ blijft anoniem, haar beide zonen blijven buiten schot, en zelf heeft zij iets over de liefde te vertellen – en dat belangt toch eenieder aan. De beslissing over de mate waarin zij zichzelf, als persoon, kwetsbaar opstelt, behoort tot haar soevereiniteit.

Toch vindt Ernaux het nodig om een duidelijke cesuur aan te brengen tussen het strikte relaas en de verwerkingsarbeid. ‘Le temps de l’écriture n’a rien à voir avec celui de la passion.’ (61) Dat doet zij door te reflecteren over het feit dat zij als vanzelf de werkwoordtijd verandert: van de onvoltooid verleden tijd (imparfait) naar de tegenwoordige tijd (présent). Voor haar relaas van de passie gebruikt ze niet de passé simple omdat deze geen opeenvolging meer is van afzonderlijke, nog nauwkeurig te situeren gebeurtenissen in een nog recente voorbije tijd (*), maar, zoals ze het in een voetnoot uitlegt, een afgesloten periode, ‘une réalité dont la date d’apparition – comme en histoire générale – n’est pas définissable avec certitude’. (67)

 

(*) Wikipedia over de passé simple: ‘De nadruk ligt op het voorbije karakter van de genoemde handeling of toestand en het feit dat deze op een bepaald moment in het verleden plaatshad.’

Annie Ernaux, Passion simple (1991)