(220212)
EEN AANDENKEN
Alles wat ik van hem las, vond ik goed. Dat herinner ik me wel. Maar wát ik dan precies gelezen heb?
Ik las Dentz, ik las De heerlijkheid van Julia, ik las Een bed vol schuim. Dat is alweer vele jaren geleden en van niet een van die boeken herinner ik me iets. Maar ja, goed vond ik ze wel. Een goed gevoel hield ik eraan over, en dat maakt dat ik verwachtingsvol ben wanneer ik iets van Oscar van den Boogaard ter hand neem. En zo kom ik ook dit keer niet bedrogen uit, nu ik de columnbundel Sensaties savoureer (voor de prijs van een groot gesneden brood tweedehands verworven in de Oxfam).
Savoureren. Dat klinkt wat nuffig, maar het is wel het juiste woord. Deze columns zijn meer dan anekdotes. Het zijn stilistische hoogstandjes, met zorg bezorgd. Het zijn motievencomposities. Hier is niet zomaar een columnist aan het woord maar een echte schrijver die, wellicht voor de schnabbel, even op de korte baan oefent maar daarom niet minder trefzeker op zijn stilistische bravoure vertrouwt.
Waar gaat het over? Dromen, verlangens, kleinburgerlijke en grootstedelijke faits divers. Eigenlijk gaat het uiteindelijk om niet zo veel, ik bedoel inhoudelijk – waar het om gaat ligt in de stijl. Ik lees over dromen, over herinneringen aan de kindertijd. Over een Nederlander die in Suriname is opgegroeid en die zich in Brussel aan het verwortelen is. Wereldburger in Saint-Josse. Een homoseksuele man met op zijn rug een tattoo in spiegelschrift: GUILTY. Hij is daar trots op want hij prijkt ermee op de cover, terwijl hij wordt omhelsd door Sylvia Kristel, met wie hij toen bevriend was. Toen is 2000, Sylvia stierf in 2012.
Oscar van den Boogaard is zeker nog in leven, maar het is een beetje stil geworden rond hem. In 2018 verscheen het ambitieuze (en lijvige) Kindsoldaat. Ik herinner me nog dat ik een hoge stapel van dat boek zag liggen in de boekhandel en verbaasd opkeek toen ik hoorde dat het boek het moest hebben van de buzz dat OvdB erin beweerde een bastaardkind van prins Bernhard te zijn – een claim die nooit opgehelderd werd.
Vingeroefeningen dus. Maar wel mooie vingeroefeningen. In de 27ste column van de bundel gaat het over een storm in Amsterdam, de herinnering aan een schoolopstel, een verblijf in Berlijn. Oscar wordt er door zijn vriend Ulrich opgehaald in Tempelhof. Hij mag logeren in diens appartement. Ulrich vraagt of Oscar een kijkje wil nemen in het appartement van buurman Thomas, die nog maar net is overleden. ‘Thomas heeft hier zijn leven lang gewoond. Het is koud. Aan de wand foto’s van padvinders, een bord op de keukentafel met etensresten erop, kleren hangen over de stoel. Een kraan die lekt.’ Ulrich zegt dat het appartement van Thomas morgen wordt leeggehaald en vraagt Oscar of hij iets wil hebben. ‘Ik wil niets hebben van een dode die ik niet goed ken.’ Maar dan bedenkt Oscar zich alsnog. ‘Ik kies een klein fotootje van een padvinder. Een blond jongetje met heldere ogen. Misschien is het Thomas zelf of een jongetje dat hij aardig vond.’ (122)
Oscar van den Boogaard, Sensaties, 2000