zaterdag 12 februari 2022

notitie 114

(220211)

 

NEGEN-MAANDERKE

 

R. zoekt een nieuw leesboek en gaat haar gang in mijn collectie. Ik ben benieuwd wat er uit de bus zal komen en ben niet weinig verrast met het resultaat. Niet dat zij David Grossman kiest, en dat niet alleen omdat de boeken van die auteur die ik bezit in mijn bibliotheek op ooghoogte staan, maar wel omwille van de titel van de uitverkoren roman: Jij bent mijn mes.

Zoals zoveel andere boeken wacht ook Jij bent mijn mes van David Grossman hier al jaren op aandacht. Nu het op tafel ligt, neem ik het eindelijk eens ter hand. Ik zie dat ik het voor 5 euro heb gekocht, tweedehands, in Brugge. En wel op 24 augustus 2016. Deze gegevens noteer ik – met potlood – in al mijn prooien.

Mijn exemplaar, een hardcover eerste druk uit 2000, werd, te oordelen naar de ietwat scheefgetrokken rug, door de vorige eigenaar minstens één keer gelezen. Zelf heb ik het boek nog niet die eer bewezen en ik ben blij dat R.’s keuze mijn aankoop toch wat meer rechtvaardigt. (Ik ontsnap niet aan het schuldgevoel dat koopverslaafde bibliofielen overvalt wanneer zij voor al hun nog ongelezen boeken staan – en tijdens dat staande gemijmer staat jammer genoeg niet ook de tijd stil die hun rest om het alsnog allemaal gelezen te krijgen.)

Ik lees op het achterplat zinnen die mij nieuwsgierig maken. Ik krijg meteen zin om zelf het boek te lezen en voel me wat gefrustreerd dat dat nu de eerste dagen of misschien zelfs weken niet zal kunnen omdat R. mij voor is. ‘David Grossman weet haarfijn de relatie tussen man en vrouw en hun wederzijdse verwachtingen van de liefde te schilderen.’

Ik kijk nu al uit naar de gesprekken die ik met R. over dit boek zal voeren.

Het boek valt open op bladzijde 278-279. Niet omdat een bijzondere passage mij een zeer significante boodschap wil overbrengen – zoals dat dan in mysteriegevoelige verhalen zou gebeuren – maar omdat daar een langwerpige envelop steekt. En op die envelop staat:

Aan mijn allerliefste schat.
Van haar allerliefste schat.

Dit is niet mijn handschrift noch een door mij herkend handschrift. De envelop is niet met de post verstuurd. Er zijn geen postzegels, er is geen afstempeling, er is geen adres. Neen, deze envelop is door de vorige eigenaar in het boek achtergelaten.

In de linkerbovenhoek prijkt het logo van ‘Pousada Flor da Rosa’ in Crato, Portugal. Deze pousada is een ‘Mosteiro de Santa Maria de Flor de Rosa’, een klooster dus, gewijd aan de Heilige Maria van de Roos. Of zoiets. Een pousada is, dat moest ik even opzoeken, een herberg of, bij uitbreiding, hotel.

De envelop bevat twee kattebelletjes en een brief, allemaal gemerkt met het logo van ‘Pousadas de Portugal’. Met gepaste schroom – want deze boodschappen zijn duidelijk niet voor mij bestemd – begin ik te lezen. Op de twee korte briefjes staat ‘Goeie morgen mijn schat. Lekker geslapen?’ en ‘Ik hou heel veel van mijn schattebout!’ Het eerste is ondertekend ‘Michke’, het tweede ‘Micha’. Vreemd. Was de bestemmeling ingekwartierd in hetzelfde hotel, maar dan duidelijk wel in een andere kamer?

Misschien brengt de brief opheldering.

Hier vind ik een datum: 30 september 1998. Twee jaar dus voor de vertaling van Grossmans sheti’i ha-sakin in druk is verschenen. De aanhef luidt, conform een van de twee kattebelletjes, ‘Mijn allerliefste schat’ en het korte epistel is ondertekend ‘Je schattebout, Mich.’ Michke noemt dus niet alleen haar lief een schattebout, ze noemt zichzelf ook zo. We hebben hier dus van doen met (een deel van) de correspondentie tussen twee schattebouten, via de tijdscapsule van de tweedehandsboekenverkoperij tot mij gekomen.

De brief zelf onderwerp ik in dit stukje grotendeels aan mijn door schroom ingegeven discretie – al moet ik daar meteen aan toevoegen dat hierdoor niet veel wereldschokkends onvermeld blijft. Wel blijf ik hangen aan volgende zinsnede: ‘Nu ons eerste negen-maanderke voorbij is, kan ik je nog steeds hetzelfde zeggen als toen (…)’. Is hier sprake van een zwangerschap? Of duurt de relatie reeds of nog maar negen maanden? Dat wordt niet duidelijk, maar ‘Mich’ laat wel verstaan dat ze hoopt dat er nog ‘vele negen-maanderkes’ zullen volgen.

En dan volgt nog een zin die wel zeer intrigerend is als het gaat over de onderlinge fysieke positionering van beide tortelduifjes: ‘Slaap zacht deze nacht en tot morgen-vroeg aan het ontbijt.’