dinsdag 8 februari 2022

notitie 110

(220207)

 

BLIJF VAN MIJN ERF

 

Een van de reacties op mijn commentaar bij de eerste aflevering van Twee zomers, de nieuwe televisieserie van Tom Lenaerts, kwam van Lieven Verstraete. Ik geef zijn reactie hier in extenso weer en reageer er dan ook nog eens op omdat ik op die manier iets kwijt kan over het algemene journalistieke klimaat waarin wij te leven hebben:

‘Zo een ellenlange tekst na 1 aflevering… op basis van deze eerste aflevering kan deze “analyse” absoluut niet gemaakt worden. Tenzij je de kritiek van De Standaard vanochtend overschrijft. Ik heb de 6 afleveringen beroepshalve bekeken en deel het oordeel van DS absoluut niet. Misschien moet u ook es de moeite nemen, het loont alvast de moeite. En daarna oordelen…’

Lieven Verstraete werkt als journalist voor de VRT. Hij is op zondagvoormiddag co-presentator van het actualiteitsprogramma De zevende dag. De VRT is de zender waarop Twee zomers te zien is.

Het is niet de eerste keer dat Lieven kribbig reageert op een mening van mij over iets van zijn broodheer. Eigenlijk reageert hij alleen maar als ik iets over de VRT schrijf. Correctie: eigenlijk reageert hij alleen maar als ik iets negatiefs over de VRT schrijf. Als ik iets positiefs over de VRT te melden heb, wat toch wel vaak gebeurt, reageert Lieven niet. Lieven toont zich met andere woorden een zeer loyale werknemer. Hij staat niet toe dat zijn werkgever wordt bekritiseerd. Bij een van zijn collega’s op de VRT-nieuwsredactie heb ik al een gelijkaardig gedragspatroon kunnen vaststellen. Zij gunde mij niet eens een reactie nadat ik het mij had gepermitteerd iets over haar programma te zeggen, maar ontvriendde me meteen. Het zegt iets over de bedrijfscultuur, maar ook over de stress die op die nieuwsredactie blijkbaar heerst, de hypergevoeligheid ten aanzien van buitenstaanders die op zwakke plekken drukken. De geboden kwaliteit van programma’s als Het journaal, De afspraak op vrijdag en De zevende dag doet mij vermoeden dat een groot deel van de VRT-nieuwsredactie dezer dagen uit zwakke plekken bestaat.

Lieven Verstraete vindt mijn tekst ‘ellenlang’. Nog afgezien van het feit dat ik zelf wel zal bepalen hoe lang mijn teksten mogen zijn, onder meer omdat ik mij niet te schikken heb naar het soort journalistiek dat Lieven moet bedrijven, een journalistiek die ervan uitgaat dat de gemiddelde aandachtsboog van de lezer of kijker of luisteraar lager ligt dan deze die vereist is om bijvoorbeeld deze tekst te lezen die u, ja u, lezer, aan het lezen bent – afgezien daarvan dus heb ik begrip voor het feit dat Lieven mijn tekst ‘ellenlang’ vindt want Lieven draagt het stempel van de Bracke-doctrine en zal dat voor zijn pensioen allicht niet meer kwijtspelen. Alles wat langer duurt dan zestien seconden is uit den boze. Iemand die moeite doet om een zin goed te formuleren snoere men de mond. En ja, in die optiek is een tekst van 628 woorden inderdaad onbegonnen werk. Dat iemand er plezier in schept om 628 woorden proza van aanvaardbare kwaliteit te produceren, is aan Lieven natuurlijk niet besteed want hij zit in een keurslijf van rendement en zo kort mogelijke quotes gevangen – een tekst van 628 woorden is voor hem veels te lang. Een aberratie. Regelrechte logorrhea. Daar verliest Lieven zijn geduld bij en wordt hij erg moe van. En kribbig.

Ik kan, volgens Lieven, op basis van één aflevering niet een ‘“analyse”’ maken. De aanhalingstekens rond het woord ‘analyse’ in zijn reactie zijn uiteraard van belang. Daarmee bedoelt Lieven te zeggen dat ik beoogde een ‘analyse’ (van het geheel van zes afleveringen) te maken maar dat dat in zijn ogen jammerlijk mislukt is. Maar mijn tekst beoogt geen analyse te zijn van één aflevering, laat staan van alle zes. Neen, mijn tekst is een bedenking over de opportuniteit van deze reeks in het licht van de bredere #metoo-context. Pas op het eind van mijn tekst, ná de bedenking dat ik met een beoordeling van het geheel – uiteraard! – wacht tot ik de volgende vijf afleveringen heb gezien, spreek ik mij uit over de kwaliteit van die eerste aflevering. Enkel over die eerste aflevering, beste Lieven. En daar ben ik inderdaad niet bijzonder positief over. Mag het? Dat is mijn ‘oordeel’ over die eerste aflevering. Als ik ertoe kom de volgende vijf afleveringen te bekijken, zal ik misschien, als ik daar tegen dan nog zin in heb, oordelen over het geheel.

Vervolgens insinueert Lieven dat ik de kritiek van De Standaard heb overgeschreven. Dat Lieven loyaal ten aanzien van zijn baas moet bassen als er een vreemdeling het erf passeert, kan ik begrijpen. Daar krijgt Lieven zijn brokken voor. Maar dat hij met zijn voeten vooruit tackelt, daar kan ik niet om lachen. Deze insinuatie, dat ik mijn kritieken overschrijf, neem ik niet. Het is niet omdat de recensente van De Standaard een gelijkaardige bedenking maakt – wat ik niet ontken, maar wel tot mijn genoegen vaststel – dat zij daarmee de enige moet zijn. Zou het kunnen, beste Lieven (als je dit nog leest want je hebt ongetwijfeld allang afgehaakt bij deze ellenlange tekst), dat het feit dat twee personen onafhankelijk van elkaar tot dezelfde conclusie komen bewijst dat deze conclusie des te meer hout snijdt? Is die mogelijkheid al in u opgekomen? Ik pik uw insinuatie niet omdat ik er al meer dan dertig jaar een erezaak van maak om bij het schrijven van eigen recensies nooit – ik herhaal: nooit – eerst te gaan kijken wat anderen geschreven hebben. Maar daar zal Lieven, die zijn journalistiek werk enkel en alleen op oorspronkelijke zelfbedachte ideeën baseert wel geen oog voor hebben.

Lieven, deze reactie op jouw reactie telt liefst 943 woorden. Ik hoop dat je er geen leeskramp aan overhoudt.