zaterdag 4 december 2021

notitie 48

POSTUUM COMMENTAAR

Ik heb de verhalenbundel Elektriciteit van Rob van Essen voor de helft uit en ben nu al behoorlijk enthousiast over de kwaliteit van het gebodene. Ik kan niet wachten om de tweede helft te lezen want als dat even goed is, dan zit ik met Van Essen in de categorie Carver, Cheever, Cortazar, Nabokov. Kortverhaalgewijs, bedoel ik. En neem er Levi met Het periodiek systeem ook maar bij. En de verhalen van Roald Dahl.

Om maar te zeggen… Dit is werkelijk onwaarschijnlijk goed. En dan zeggen dat ik Van Essen niet eens kende. Nooit van gehoord. Tot mijn zegsman op Facebook qua bellettrie Herman Jacobs hem in een van zijn door mij zeer gesmaakte posts vermeldde, met de hem (Jacobs) zeer kenmerkende positieve overdrive, waarna ik, volgzaam als ik ben, stante pede in de stadsbibliotheek naar Van Essen op zoek ging en met de dubbelbundel Elektriciteit/Hier wonen ook mensen huiswaarts terugkeerde.

In het verhaal ‘Hoe ik mijn leraar Nederlands vermoordde’ stapt Rob van Essen in de rol van de student die ooit, ‘destijds’, door een van zijn middelbareschoolleerkrachten werd verkracht en daar nu, schrijvenderwijs, mee wenst af te rekenen. Het is een heikel probleem. Zomaar aanklagen kan niet, en bovendien zijn de feiten allicht verjaard, enzovoort – neen, je moet het in een literaire vorm gieten. Ik weet niet of het dramatisch klinkt als ik het zo formuleer: dit probleem mag bij de haren getrokken lijken, ik kan er mij toch iets bij voorstellen. Ik kan mij voorstellen dat een man dertig jaar na bepaalde feiten, of zelfs nog later, tot de conclusie komt dat een en ander niet ongestraft en al zeker niet onvermeld mag blijven en dat hij dientengevolge – hoe zal ik het zeggen – het recht in eigen handen neemt. Genoegdoening vragen, of een schadeloosstelling, laat staan een fysieke wraakoefening op het getouw zetten: dat is natuurlijk allemaal – in min of meerdere mate – uit den boze. Maar er literatuur van maken, dat kan natuurlijk wel. Alleen is de vraag: hoe.

Rob van Essen leeft zich in een dergelijke situatie heel goed in (men zou bijna geneigd zijn te zeggen dat hij iets dergelijks zélf moet ervaren hebben) en vindt een ingenieuze vorm voor de behoefte aan genoegdoening-slash-wraak die hij zijn hoofdpersonage toedicht.

Vele jaren na de feiten zoekt dat hoofdpersonage, Boudewijn van Engelen heet hij, Posthuma op, een van zijn oud-leraren Nederlands. Hij gaat er een onrijpe dichtbundel opeisen, die ooit in het bezit van Posthuma is gekomen. Van Essen schrijft het verhaal in de ik-vorm en doet uitschijnen dat Posthuma, hoewel die al meteen in de eerste alinea, ja eigenlijk zelfs al in de titel, blijkt te zijn vermoord, en wel door de ik-figuur, de miskende dichter Boudewijn van Engelen, wiens naam door de aflijvige Posthuma (postuum) tot ‘Engel’ wordt verbasterd, een engel des doods dus… –

Ik herneem. Van Essen dus doet uitschijnen dat Posthuma over zijn schouder meekijkt hoe hij het verhaal schrijft. De leraar Nederlands geeft, als vormde hij in zijn eentje een achtergrondkoor, inhoudelijke en stilistische commentaar – in de trant van ‘Die term heb je twee alinea’s ook al gebruikt, Engel’ – en vergroot daarmee natuurlijk de irritatie die Boudewijn van Engelen uiteindelijk naar de ultieme oplossing zal doen grijpen. Schitterend gedaan van Rob van Essen.

Naschrift: Ik heb heel erg genoten van Elektriciteit (intussen uit) en ben nu, met evenveel genoegen, bezig in Hier wonen ook mensen. Zouden er in het Nederlands taalgebied veel kortverhaalschrijvers zijn die het niveau van Rob van Essen benaderen?

 

Rob van Essen, Elektriciteit (2010), in Elektriciteit/Hier wonen ook mensen (2017)