donderdag 9 december 2021

notitie 53

CONSERVATIEF VOORUITGANGSGELOOF

 

Cultuurfilosoof Lieven de Cauter heeft het in zijn essay ‘De panoramische extase’ in Archeologie van de kick over wereldtentoonstellingen. Hij noemt ze ‘het spektakel bij uitstek van de moderniteit’ (105). In zijn essay ontwikkelt hij de thesis dat de wereldtentoonstellingen, die de ‘apotheose’ van de verbeelding van de moderniteits- en dus van de vooruitgangsgedachte moesten vormen eigenlijk de ‘desintegratie’ van die gedachte weerspiegelden. Ze moesten een overzicht van ‘alles’ bieden, maar maakten enkel de onmogelijkheid van dit ‘ideaal van totale overzichtelijkheid’ (107) duidelijk. Dit ideaal viel uiteraard samen met de totalitaire aanspraken van het kapitalistische systeem: in de wereldtentoonstelling werd het uitzicht veraanschouwelijkt op de nog door het kapitaal in te nemen en te exploiteren ruimte.

Exponenten van deze totaalvisie zijn, behalve het panopticon (een architecturale kijk op de ideale gevangenis) en het panorama (een specialisme in de schilderkunst), ook de encyclopedie, het museum, de grote romancycli en filosofische systemen (Balzac en Hegel), ‘de synthetische wetenschap waar Auguste Comte van droomde’ (108), en een ‘universele’ geschiedschrijving, waarvan de geschiedenis opgevat als vooruitgang en de evolutietheorie van Darwin voorbeelden waren. ‘Al deze constructies zijn’, aldus nog steeds De Cauter, ‘gebaseerd op de overtuiging dat we de verschijnselen kunnen controleren en verklaren door ze te verzamelen en te classificeren, door ze samen te brengen binnen een horizon; een horizon in de ruimte of een horizon in de tijd.’ (109)

De constructies waarvan sprake namen een aanvang met de start van de encyclopedie in 1751 en liepen tweehonderd jaar en twee wereldoorlogen later tegen hun grenzen aan, toen duidelijk werd dat de wereld te groot en divers was om in een overzicht samen te brengen en dat ook de idee van vooruitgang niet langer vol te houden was, wat Immanuel Kant daar verder tegen het eind van de achttiende eeuw ook over te melden had gehad in zijn Idee zu einer allgemeinen Geschichte in Weltbürgerlichen Absicht, bijvoorbeeld met betrekking tot het ‘troostend uitzicht’ op een toekomst waarin de mensheid een toestand zal bereiken ‘waarin alle kiemen die de natuur in haar legde, volledig ontwikkeld kunnen worden en haar bestemming hier op aarde vervuld kan worden’. (110)

De eerste wereldtentoonstelling vond plaats in 1851 – en waar anders dan in Groot-Brittannië, bakermat van de industrialisatie. ‘Het geloof dat [er] beleden werd, is het vooruitgangsgeloof.’ (112) En inderdaad, het vooruitgangsgeloof is ‘een geseculariseerde vorm van heilsgeschiedenis’ (110), logisch uitvloeisel van tweeduizend jaar christelijke beschaving. De voornaamste bedoeling was het visualiseren van de vooruitgang, om een overzicht te bieden van alle verwezenlijkingen, een actuele ‘stand van de beschaving’ (113).

Uiteraard kon een dergelijk overzicht nooit anders dan onvolledig en onevenwichtig zijn. Het sloot vele mogelijke ontwikkelingen uit en legde een beperkte visie op aan een verondersteld geheel. Walter Benjamin heeft het over ‘voortijdige synthesen’ (116). Het opmaken van een dergelijke stand van zaken is fundamenteel conservatief.

 

Lieven de Cauter, Archeologie van de kick. Verhalen over moderniteit en ervaring (1995)

Immanuel Kant, ‘Idee voor een algemene geschiedenis in het perspectief van de wereldburger’, in de vertaling van Bernard Delfgaauw opgenomen in Kleine werken. Geschriften uit de periode 1784-1795 (2000)