ANARCHIE 1
Ludo Abicht komt voor een aandachtige Brugse Masereelfondsafdeling een uurtje praten over zijn recent uitgegeven boek over het anarchisme. Het is duidelijk niet de eerste keer dat hij dit nummertje opvoert, het komt wat routineus over. De voorlopers en grondleggers van het anarchisme. De 17de-eeuwse Engelse commons, de Russen Bakoenin en Kropotkin. De Spaanse Burgeroorlog. Hedendaagse burgerinitiatieven. Het mag niet bij theorie blijven – mensen die jenseits Staat und Partei willen werken aan een betere samenleving moeten tot actie overgaan. En daar wringt natuurlijk het schoentje, nietwaar?
Actie, het loslaten van de theorie dus, begint volgens Abicht in heel concrete situaties. De spreker vertelt er twee waarmee hij zelf, met een kleine halve eeuw tussen, werd geconfronteerd.
Op zijn 85ste is Abicht nog altijd een bijzonder kwieke emeritus hoogleraar, maar hij vatte zijn lange carrière als lesgever aan als schoolmeester in een lagere school. Wanneer hij voor het eerst op die school aankomt ziet hij de directeur heen en weer stappen tussen de keurig in rijen opgestelde kinderen die wachten op het sein om naar hun klassen te vertrekken. Elk kind in deze rangen voelt dezelfde angst. Op een gegeven ogenblik houdt de schooldirecteur halt en haalt een kind, dat zich op het eerste, en ook niet op het tweede gezicht in niets van de anderen onderscheidt, een willekeurig kind dus, uit zijn rang en geeft het – de term is van Abicht – ‘een mot’. De klap is zo hevig dat het kind tegen de betontegels van de speelplaats valt, waarna het huilend overeind kruipt en terug zijn plaats inneemt. Daarna geeft de directeur het sein dat iedereen naar binnen moet. De rangen betreden een na een het gebouw, er is geen woord gevallen. De beginnende schoolmeester Ludo A. heeft het allemaal verbaasd zien gebeuren. Wanneer hij een paar uur later de schooldirecteur ziet, vraagt hij hem toch wat dat ene kind had misdaan. Bij het antwoord dat de schooldirecteur geeft, vertrekt een lange draad die met veel kronkels en knopen zal leiden naar het boek dat de nieuwbakken schoolmeester een halve eeuw later zal publiceren. ‘Die kleine? Och, niets. Neen, dat jongetje heeft niets misdaan. Maar ik doe het elk jaar. Ik pik er eentje uit. Het is zeer effectief. Geen problemen met gezag in mijn school.’
De tweede heel concrete situatie deed zich een paar weken geleden voor op de tram in Merksem. De passagiers, onder wie de emeritus hoogleraar, zien hoe buiten hun eigen tram een kind van een jaar of zes dat achter een bal aanholt bijna wordt aangereden door een andere tram. Het scheelt echt geen haar. Het is een kind ‘van kleur’. Ludo Abicht hoort hoe een blanke man op zijn tram zegt het jammer te vinden dat het kind niet is aangereden. ‘Dat zou er alvast een minder zijn.’ ‘Wat doe je dan?’ vraagt de man die de Masereelfondsers uitlegt wanneer de theorie moet overgaan in de praktijk. Ja, wat doe je dan als medepassagier?
Wat doe je als je een systeem van onderbetaling in stand helpt houden door pakjes aan huis te laten bezorgen? Wat doe je als je elke dag rood vlees blijft eten? Wat doe je als je op de tribune van Club Brugge staat en getuige bent van ontoelaatbaar gedrag?