vrijdag 24 december 2021

notitie 69

OP SLOT

 

Eergisteren, 22 december 2021, besliste het Overlegcomité om de cultuursector voor minstens vijf weken op slot te doen. Daarmee ging het tegen de adviezen van de virologen in. Een dag later uitte Jan Raes, algemeen directeur van Opera Ballet Vlaanderen, in De Ochtend zijn ongenoegen. Hij had het niet over mondmaskers, ventilatie en bubbels, ook niet over studies die uitwijzen dat er in een theater- of bioscoopzaal waar de voorschriften worden nageleefd nauwelijks besmettingen zijn, noch al te uitvoerig over de kerstmarkten en winkelstraten waar men wél over de koppen mag blijven lopen en glühwein drinken. Neen, Jan Raes ging recht naar de kern van de zaak.

Ik schrijf even letterlijk uit wat hij zei: ‘Het is een debat over waarden. Ik denk dat we dat toch eens moeten voeren. (…) Men heeft gekozen voor de markt en de economie. Met alle respect, wij zijn ook een economisch deel van de maatschappij. Maar de cultuur hinkt altijd achteraan. Men vergeet het of men schuift het weg. Dat is gisteren gebeurd. (…) Dat is al lang bezig. Als ik zie hoe weinig cultuur er nog is, ook in de media. Delaplace wil ons nog meer kapot amuseren op de VRT. Kinderen hebben nog amper kunst en cultuur in de school. Ik denk dat we nu beslissingen meemaken die te maken hebben met, zeg maar, het onder de mat schuiven van wat kunst en cultuur kunnen betekenen voor een gemeenschap.’

Delaplace, tussen haakjes, is Frederik Delaplace, gedelegeerd bestuurder van de VRT. Twee weken geleden concludeerde hij op basis van een ‘representatieve steekproef’ bij 2.620 Vlamingen dat er meer amusement op de VRT moet komen: ‘Het is belangrijk dat we onze publieke opdracht ook tot uiting kunnen laten komen op een meer ontspannende manier: met muziek, humor, talkshow en sitcom.’ Met dat ‘kapot amuseren’ verwijst Raes uiteraard naar het klassieke werk van Neil – what’s in a name – Postman, Amusing ourselves to death (1985). Dat boek ging over de ‘treurbuis’ (de term is van Gerrit Komrij, die indertijd de door Aaldert van den Bogaard en Janneke van der Meulen gemaakte vertaling Wij amuseren ons kapot (1986) inleidde).

Raes heeft gelijk: je moet de fundamentele vraag stellen. Wat is de plaats van kunst en cultuur in onze door economische ratio beheerste samenleving? Niet iedereen maar toch alle bewindslieden (mag ik hopen) zijn het erover eens dat cultuur belangrijk is, ja zelfs in economisch opzicht – er werken in Vlaanderen rechtstreeks of onrechtstreeks 200.000 mensen in de sector. En toch wordt cultuur stiefmoederlijk behandeld. Men moet zich afvragen hoe dat komt.

Een eerste antwoord is dat cultuurdragers een gemakkelijker doelwit vormen dan bijvoorbeeld de horeca. Artiesten zijn vaak individualisten, om niet te zeggen einzelgängers, en allesbehalve lobbyisten. Ze hebben geen kaas gegeten van regeltjes en achterpoortjes. Ze voeren braaf uit wat van hen wordt gevraagd en malen er niet meteen om als zij daar niet of nauwelijks voor beloond worden. Maar er is nog iets anders aan de hand. Waarom komen cultuur en geschiedenis amper nog aan bod in de scholen? Waarom wordt er naarstig aan een breuk gewerkt in de overdracht van de traditie? Gebeurt dat doelbewust of is het uit gedachteloosheid, dwaasheid, domheid, luiheid? Waarom moet de openbare zender het er per se op aanleggen om de slechtst beschermde minderheid – die van de cultureel onderlegde ‘elite’ (excuseer mij dat ik het woord durf te gebruiken), van de zogenaamde meerwaardezoekers (voor zover ze al niet misnoegd en ontgoocheld hun, ja ook hùn, openbare zender de rug hebben toegekeerd) – waarom moet de openbare zender die niche al dan niet doelbewust nog meer van zich afduwen? Ik dacht dat democratie toch ook altijd een samenlevingsmodel is waarin minderheden worden beschermd?

Maar natuurlijk, hoe kon ik het vergeten, de economische logica is niet democratisch. (Net zo min als kunst en cultuur dat zijn.) De zwakkeren worden niet beschermd maar vliegen eruit. Economie heeft totalitaire trekjes – waarmee ik bedoel dat ze de neiging heeft om alles wat niet-economisch is te elimineren.

Daarover wil Jan Raes het dus hebben, denk ik, in het debat dat hij op gang wil trekken. Welke keuzes maken we in deze samenleving? Kiezen we altijd voor nut en het gemakkelijkste gewin? In welke mate blijven we tolereren dat onze politici ons hun eenzijdig economische logica door de strot blijven rammen? Heel veel mensen raken stilaan doordrongen van de overtuiging dat het economisme zo niet verder kan, vooral dan in ecologisch opzicht. Waarom zouden zij dan nog toelaten dat zij toch steeds verder in de richting van zogenaamde vooruitgang en stijgende welvaart worden geduwd? Cultuurdragers en -makers lopen daarbij in de weg want ze durven al eens kritisch te zijn. Daarom moeten ze monddood worden gemaakt. Noem hen verspreiders van lastige waarheden, noem hen nestbevuilers, noem hen subsidieslurpers, noem hen, zoals nu, covidverspreiders. Ik zou kunnen vaststellen dat er een patroon in zit.

Maar dat is natuurlijk al te paranoïde. Dat is complotdenken, en daar doen wij niet aan. Wat wél waar is, is dat met cultuur de vloer wordt aangeveegd. Het Overlegcomité geraakte er niet uit, durfde geen drastische maatregelen te nemen, en koos dus de cultuursector als gemakkelijk slachtoffer om toch maar iets te doen. Een offer dat weinigen – want het is toch een elitair clubje, nietwaar? – pijn doet.

O ja, de voetbal- en cyclocrossfans mogen ook het virus niet meer helpen verspreiden, de eerlijkheid gebiedt mij het te zeggen. Het zou er nog aan mankeren. Men kan het ter overweging meenemen bij een warm wijntje op de kerstmarkt of in een druk café, tussen twee impulsaankopen door in de overdrukke winkelstraat.

 

 

© Paul Rapp