TWEEDEHANDS
Wat kun je doen om een lange namiddag thuiswerken te onderbreken? Niet veel, eigenlijk. Je kunt een wandeling maken of een boodschap doen – maar je kunt geen uren wegblijven want dat zou te veel opvallen. Wandelen dus. Maar wandelen zonder doel is dolen, dus moet het érgens heen. Een ideale bestemming, althans voor mij, is de 1 kilometer van mijn standplaats verwijderde Oxfam-tweedehandswinkel. Ze hebben er vaak goede boeken in de aanbieding met een geregelde verse aanvoer (boekenbezitter is een uitstervend ras), en daar kan ik niet alleen mijn behoefte aan beweging en frisse neus op richten maar ook mijn naar koopverslaving neigende boekenverwervingsaandrang die – uiteraard! – in dit geval een compensatie beoogt voor de frustratie die is verbonden aan het wegens corona noodgedwongen in afzondering verrichte harde werk. Ja, ik kan goed marchanderen als het erop aankomt mijn totaal irrationele bibliotheekuitbreidingen te rechtvaardigen.
Ik kan alvast zeggen dat ik dit keer niet met boeken ben thuisgekomen die ik al bleek te bezitten.
Laat mij de boekenliefhebbers onder u even jaloers maken alsook misschien ook wel een beetje onderhouden met een beschrijving van mijn vangst in alfabetische volgorde.
1. De komedianten, een in 1966 verschenen en al meteen in hetzelfde jaar nog door Jean Schalekamp vertaalde roman (6de druk 1972) waarin, volgens het achterplat, Graham Greene wil duidelijk maken ‘dat het leven alleen werkelijk waarde heeft als er iets of iemand is waarvoor men het in de waagschaal zou willen stellen’. Ik las van Greene tot dusver enkel (in 1989) Mogen we je man even lenen? Zijn beroemde titels staan hier al decennia op lectuur te wachten.
2. De monografie (samenst. Bart Vanegeren) Naamloze vennootschap Lanoye verscheen in 1998: de hoogtijdagen van onze literaire spring-in-’t veld uit Sint-Niklaas. De teksten zijn, behalve van de samensteller, van onder meer Paul Mennes, Filip Rogiers, Pascal Verbeken, Dieter Lesage en Johan Vandenbroucke. De vormgeving draagt de zeer herkenbare signatuur van Dooreman en Dirk Demey. Behalve met Vanegeren en Dooreman heb ik met elk van deze mensen ooit wel persoonlijk iets te maken gehad. Het boek ontbrak, vreemd genoeg, nog in de sectie Lanoye van mijn bibliotheek.
3. Hetzelfde geldt voor Vroeger was ik beter, een verzameling columns van – zoals hij op het voorplat van de Ooievaar-pocketuitgave uit 1992 (2de druk, de 1ste was van drie jaar eerder) ten behoeve van het waarschijnlijk op dat moment nog grotendeels aan te boren Nederlandse publiek wordt aangeprezen – de ‘Belgische Komrij’. Mijn oog viel in dit boekje met Lanoye-columns (waarvan het papier al danig bruin is uitgeslagen) op een stuk over een instituut, in de periode voorafgaand aan de twee jaar (1994-1996) dat ik er zelf heb gewerkt: ‘Het etteren van de Standaard der Letteren’. Dat klinkt alvast smakelijk, ik denk dat ik het vanavond nog tot mij zal nemen.
4. De opstandigen, een vroege roman van Sándor Márai uit 1930. 5de druk van de vertaling door Henry Kammer, 2006. Perfecte staat. ‘Onder de dreigende ondergang van het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk en tijdens de voor Hongarije zo noodlottig verlopende Eerste Wereldoorlog, verliezen de jongens niet alleen hun jeugd, maar ook hun geloof in werkelijke vriendschap en de hoop op een goede toekomst.’ Tot nu toe vond ik alles wat ik van Márai las goed, dus…
5. Alice Sebold kom ik vaak tegen op mijn strooptochten. Dat stemt mij nog meer argwanend dan ik al was op basis van het uiterst irrationele vooroordeel dat ik had: dat het toch onwaarschijnlijk was dat een auteur wier naam slecht in één letter verschilt van die van mijn favoriete schrijver echt goed kan zijn. Tot ik op Facebook een week of zo geleden Herman Jacobs hoog zie oplopen met Geluksvogel, een van haar romans die, volgens de door mij gewaardeerde recensent, nu al een van zijn top-leeservaringen van 2022 is. Die titel lag niet in de Oxfam, maar wel De wijde hemel, Sebolds door Molly van Gelder vertaalde debuut The Lovely Bones (2002). Mijn exemplaar is een 6de druk uit 2005 en verkeert in perfecte staat.
6. Met De koning van de akkers (vertaling uit 1994 door Bartho Kriek van The King of the Fields (1988); 1ste druk, rug gekraakt) breid ik mijn Singer-collectie met grotendeels ongelezen exemplaren uit. Wellicht gaf een quote van Saul Bellow op het achterplat de doorslag bij deze impulsaankoop: ‘Mijn enige leermeester.’ Nog niet zo lang geleden vertrouwde S. mij toe dat Bellow een van haar helden is. Een effectievere reclame kan ik niet bedenken: S. à Bellow à Singer.
Voilà. 12 centimeter boek voor 13,50 knotsen. En nu gij, zou ik kunnen zeggen als dat niet zo onsympathiek klonk (een van mijn Facebookcontacten sluit er steevast de verslagen van zijn culinaire prestaties mee af). Ik zeg wat men hier, ter stede, zegt wanneer een slag is geslagen: een mens kan daar niet voor sukkelen. En het is daarenboven ook nog eens voor de goede zaak, te weten Oxfam – dus moet ik mij niet schuldig voelen als mijn nieuwe aanwinsten (geruime tijd) ongelezen blijven!
À propos, ik zat mooi op tijd terug achter mijn computer. Ze hebben op het werk niets van mjin afwezigheid gemerkt!