ZES UUR NIETS (2)
*
Vlakbij Beaubourg herken ik aan zijn schutterige manier van doen de nog niet geroutineerde serious photographer, een die niet zomaar ‘kiekjes’ neemt. Hij vangt mij in zijn vizier terwijl ik in zijn richting stap. Wanneer ik op zijn hoogte ben aangekomen, groet ik hem. De jongeman knikt vriendelijk terug. Ik zie de compacte Fuji die hij hanteert en spreek hem aan. Ik stel hem meteen gerust: ik ben zeker niet boos of zo omdat hij een foto van mij nam. Ik ben gewoon nieuwsgierig. De jongeman is Amerikaan. Hij toont mij spontaan enkele beelden. Ik zie mijzelf op het schermpje van de Fuji, naderend. Als het ter rechtvaardiging van zijn veronderstelde inbreuk op mijn privacy is dat hij mij dit toont, dan is het een overbodige geste want ik maal niet om privacy. Toch niet wanneer ik mij onder het oog van talloze camera’s in de openbare ruimte begeef en onderwijl niets doe wat het daglicht zou moeten schuwen. Ik zeg dat ik het nice vind wat hij doet. Ons gesprekje valt stil. We wensen elkaar nog een goeiedag. Een minuut later vraag ik mij af waarom ik die jongeman niet een koffie heb aangeboden en wat diepgaander met hem kennis heb proberen te maken. Hij was duidelijk toe aan een babbel. Misschien zouden we dat beiden aangenaam hebben gevonden, en misschien wel interessant of zelfs heuglijk. Wat heeft mij ervan weerhouden dat te doen? Ik had al een eerste stap gezet, dat was toch al het halve werk?
*
Aan de Seine zie ik het pijnlijke monument ter nagedachtenis van de massaliquidatie van Algerijnse manifestanten die hier op 17 oktober 1961, mijn geboortejaar, heeft plaatsgevonden. Toevallig had ik het er nog over de voorbije week met mijn Afrikakenner en historicus X, toen we over neokolonialisme spraken (zie notitie 76: https://pascaldigital.blogspot.com/2022/01/notitie-76.html). Het monument is pijnlijk omdat het niet vermeldt hoeveel mensen hier zijn vermoord en in de Seine geworpen (Wikipedia spreekt in het lemma ‘Bloedbad van Parijs’ van ‘naar schatting 40 tot 200 doden’). Ook de gaten waaruit het bestaat vind ik pijnlijk. Terwijl ik het in acht nemen van een minuut stilte mimeer, hoor ik een stelletje Russische toeristen zich afvragen wat het monument betekent. Ik vang het Russische woord voor terrorisme op. Ik ken geen Russisch maar ik vermoed dat терроризм, wat je min of meer op dezelfde manier uitspreekt, precies betekent wat het klinkt. Ook daarom is dit monument pijnlijk: het maakt onvoldoende duidelijk wat het betekent. De tekst op de sokkel blijft vaag. Alsof die pijnlijke geschiedenis nog altijd niet, na zolang te zijn doodgezwegen, volledig onthuld mag worden.
*
Aan de Place du Châtelet is een groot hoekgebouw volledig ingepakt. De stellingen zitten achter een enorm publicitair zeil van de firma Zalando. Je kunt er werkelijk niet naast kijken – en in die zin ervaar ik zoiets als offensief, als een inbreuk. Ik zie twee overduidelijk dolgelukkige personen, elkaar in liggende positie omhelzend. Het beeld zet de in onderkast gezette slogan kracht bij: ‘le bonheur est à nous’ – maar mij maakt het niet gelukkig.
*
De foto’s en teksten op de panelen waarachter de Notre-Dame uit haar as probeert te herrijzen brengen instructieve verhalen over de puinruimoperatie, inventarisatie, stabilisatie, reconstructie en renovatie – maar overtuigen mij niet van de haalbaarheid van Macrons belofte om de klus binnen de vijf jaar geklaard te hebben. Ik vraag mij ook af wat de zin is van een letterlijke wederopbouw en wat de onwil om daarvan af te wijken zegt over de stand van onze hedendaagse architectuur, van ons huidige zelfvertrouwen.
(morgen nog wat meer anekdotes)