VROUWEN OP DE LEESLIJST (4)
(Vooraf: dit is de voorlaatste aflevering van een vijfdelig antwoord op de opmerking van Herman Jacobs dat er ‘betrekkelijk weinig vrouwen in [mijn] kast staan’. Jacobs heeft het over boeken. Door vrouwen geschreven boeken.)
In mijn antwoord kwam ik uit op de conclusie dat voor mij in het bepalen van mijn leeslijst literaire kwaliteit primeert op geslacht. Ik moet dus nog twee kwesties afhaspelen: vandaag ga ik in op (1) wat versta ik onder literaire kwaliteit? Morgen kom ik dan een laatste keer terug op deze kwestie met een antwoord op vraag (2): hoe komt het dat vrouwen in mijn leeslijst en – inderdaad – in mijn boekenkast ondervertegenwoordigd zijn?
(1)
Voor een – summier – antwoord op de eerste vraag grijp ik terug naar een tekst die ik in 2015 schreef naar aanleiding van mijn afscheid als leesclubbegeleider. (De integrale versie staat hier – ik pluk er nu een paar fragmenten uit.)
In die tekst vraag ik mij af waarom wij ons aan de tijdrovende, om niet te zeggen tijdverslindende activiteit van het romans lezen overgeven. Ik overloop een aantal mogelijke antwoorden: omwille van het verhaal; omwille van de identificatie met personages; omwille van de context; omdat romans ons leren hoe wij moeten leven; omdat ik de tijd die ik in het lezen van de roman investeer niet werkelijk hoef te leven; omdat lezen statusverhogend is; omwille van de stijl; omwille van het genot.
In het kort gezegd komen de argumentaties die ik bij elk van deze redenen ontwikkel hierop neer.
Wie enkel omwille van het verhaal romans leest, verliest zijn tijd. Wie enkel herkenning in de personages zoekt, verliest belangrijkere kwaliteiten van de roman uit het oog. De context in een roman kan interessant zijn, maar wellicht kan wie vooral daarin geïnteresseerd is beter non-fictie lezen. Zelden gebeurt het dat een roman ons leert hoe te leven. Escapisme verklaart niet alles – en al zeker niet waarom we de pijn die goede romans kunnen opleveren niet uit de weg gaan. Status is een element, maar verklaart niet waarom de goede romans die statusverhogend zijn goed zijn.
Blijven over: stijl en genot.
Meestal wanneer wij zeggen dat wij een goede roman hebben gelezen, komen wij niet verder dan de vaststelling dat hij ‘goed geschreven’ is. Daar raken we de kern, de stijl. Stijl – dat is toch mijn overtuiging – heeft met onvermogen te maken. Met hoe we met dat onvermogen omgaan. Ik citeer mezelf: ‘Woorden schieten altijd te kort, elke omschrijving is ontoereikend. Stijl is dan de manier waarop de schrijver met deze ontoereikendheid omgaat. Met stijl bindt hij een strik rond zijn onvermogen om de mensen, de dingen, de situaties, de landschappen, de psychologie van zijn personages en de ideeën die hij uiteenzet perfect en adequaat weer te geven.’ Woorden schieten altijd tekort om de werkelijkheid, die veel ruimer en complexer is, weer te geven. De schrijver (romanschrijver en a fortiori de dichter) moet verdichten. (Daarom zeggen we vaak in onze ontoereikende pogingen om uit te leggen waarom we een boek goed vonden dat de schrijver ‘poëtisch’ schrijft.) In dit verdichten laat elke schrijver zijn eigen stem klinken. (Of haar eigen stem, uiteraard!) De grootste schrijvers hebben een unieke stem. Je zult het zien: in hun romans weegt de eigen stijl, de vorm, minstens even zwaar door als de inhoud (het verhaal, de context, de personages…). Preciezer: in dit werk, het échte werk, gaat het om het juiste evenwicht tussen vorm en inhoud.
‘Het lectuurgenoegen wordt hier in hoge mate een abstracte aangelegenheid. Het vergt veel oefening om van deze boeken op de juiste manier te kunnen genieten.’ Dat schreef ik in 2015 en daar neem ik geen woord van terug.
Tot morgen voor het antwoord op vraag (2).