zondag 9 januari 2022

notitie 79

VROUWEN OP DE LEESLIJST (2)

 

Gisteren had ik het hier over de opmerking die Herman Jacobs maakte bij mijn lijstje van ‘boeken die er om de een of andere reden voor mij toe doen’: er staan volgens hem ‘opvallend weinig’ vrouwelijke auteurs in.

Deze reactie zette mij aan het denken en tellen. En opnieuw denken.

Laat mij beginnen met een statistische lapalissade. Als je een enigszins willekeurig samengestelde lijst hebt met daarin enkele tientallen dames en heren (of gelijk welk duo van soorten, bijvoorbeeld appels en peren, koetjes en kalfjes, vijven en zessen), is het onwaarschijnlijk dat – tenzij het werkelijk zo uitgemeten is dat de aantallen kloppen, bijvoorbeeld bij de voorbereiding van een heteroseksueel geïnspireerde dansavond voor koppels – beide soorten in precies even groten getale aanwezig zijn, en totaal onwaarschijnlijk indien de lijst zelf in totaal een oneven aantal eenheden telt. We vergeten soms dit truïsme omdat we zo gefixeerd zijn geraakt op evenwichten en gelijkheid – maar het zou in bepaalde situaties helpen het niet te vergeten. Aangenomen dat de stukken van een in parten gesneden taart nooit exact even groot kunnen zijn (en er is altijd wel een gelukzak die met het suikeren kindeke Jezus of het chocolade visitekaartje van de patissier of de ingebakken boon gaat lopen), en dat dus een zekere óngelijkheid in de verdeling vergeeflijk is, luidt nu de vraag: vanaf wanneer is een verdeling opvallend ongelijk of, met andere woorden, in disproportionele mate disproportioneel? En vervolgens: moeten er aan een vastgestelde opvallende ongelijkheid conclusies worden verbonden? In het geval van een ongelijk aantal vrouwelijke en mannelijke auteurs: is de samensteller van de lijst misschien bevooroordeeld, eventueel zelfs vrouwonvriendelijk (of manonvriendelijk want dat zou natuurlijk ook kunnen)? Of – godbetert! – misogyn of seksistisch?

Wakker moeten we deze kwestie onder ogen zien.

Mijn lijstje van in 2021 gelezen ‘boeken die er om de een of andere reden voor mij toe doen’ telt 61 boeken (een onpaar aantal!) waarvan er slechts 12 ofte nagenoeg 20 % door vrouwen zijn geschreven. Of nog anders bekeken: dat lijstje bevat 44 verschillende auteurs, waaronder 37 mannen en 7 vrouwen, afgerond 19 %. En vergeef me indien ik mij bij deze telling niet altijd en overal heb vergewist van eventuele fluïditeiten of trans-ingrepen, terwijl om sociologische redenen ook gefoefel met voornamen mogelijk is, zoals we weten uit de literatuurgeschiedenis.

Herman Jacobs heeft gelijk. 20 procent is een verhouding die afwijkt van de algemene demografie en van wat je een aanvaardbare gelijke behandeling in de lectuurpraktijk zou kunnen noemen.

Door nieuwsgierigheid gedreven graaf ik eens in mijn archief en kom daar tot de volgende navrante bevindingen. Het kost me wat opzoek- en telwerk, dat bovendien belachelijk en/of ijdel of pretentieus kan overkomen, maar ik doe dat graag om een alweer druilerige dag enigszins te bekorten en mijn imago offer ik met zelfverachting op aan de wetenschap. Er zijn er die hun leven veil hadden voor het verwerven van kennis, denk ik dan maar.

De resultaten op basis van cijfers die teruggaan tot 2013 (graven tot bij het begin van de tellingen in 1976 zou mij te ver leiden, zo mottig is het weer nu ook weer niet) zijn verrassend, époustouflant, sommigen zullen zeggen verbijsterend. In de eerste kolom staat rechts van de slash het aantal boeken die er voor mij in dat jaar toe deden en links ervan, jawel, het aantal van die boeken die door vrouwen werden geschreven. De tweede kolom toont het aantal door vrouwen geschreven boeken versus het totale aantal in desbetreffend jaar gelezen boeken.

2013                      0/24       7/78
2014                      1/27       8/81
2015                      1/43       10/105
2016                      0/29       6/91
2017                      3/38       8/86
2018                      6/45       13/112
2019                      3/26       16/87
2020                      4/45       9/113
2021                      12/61    20/107

Conclusie bij de eerste kolom: als ik het al bij al nog gunstig uitvallende 2021 erbij tel (12/61), kom ik op het werkelijk schokkende totaal van 30 door vrouwen geschreven boeken op een totaal van 338, dat is, zo berekent u (m/v/x) zelf in een oogwenk: 8,87 %. De conclusie bij de tweede kolom (97/860 of 11,27 %) laat ik u zelf maken. Indien u dat wenst (maar ik sta niet in voor de gevolgen), kunt u daar een vergelijking met de eerste kolom bij betrekken.

Of neem dit. Dertien jaar heb ik een leesclub begeleid. Die leesclub bestond – zoals dat met leesclubs meestal het geval is – vooral uit vrouwen. Zij hadden inspraak in de samenstelling van het programma – met één restrictie: ik moest affiniteit hebben met de voorgestelde auteur/de voorgestelde titel. Voor zover ik mij herinner, heb ik maar één of twee keer gebruik moeten maken van dat aan mezelf voorbehouden vetorecht. Van de 165 boeken die ik in die tijd heb behandeld, waren slechts 20 titels door vrouwen geschreven. (Met betrekking tot de samenstelling van onze leeslijsten maakte een ander bezwaar opgeld: dat het boek alweer over de Holocaust bleek te gaan.)

Of neem dit. Als ik bij mij thuis naar mijn ‘bovenste plank’ met all time beste boeken ga kijken, mijn lievelingsboeken zeg maar, dan is het resultaat nog bedroevender: met boeken van Cusk, Ernaux, Mutsaers, Tocarkzuk en Yourcenar zijn op een totaal van 75 auteurs slechts 5 vrouwen vertegenwoordigd.

Natuurlijk had ik dit onevenwicht al eerder opgemerkt, maar ik had er mij nog nooit zorgen over gemaakt. Daar ben ik niet wakker genoeg voor, waarschijnlijk. Dank, Herman Jacobs!

Morgen laat ik de openbare aanklager aan het woord met zijn requisitoir en luisteren we naar de verdediging van de beklaagde.