zondag 2 januari 2022

notitie 73

DIENSTVERLENING

De spoorverbinding die vanuit Lisieux en Pont-l’Evêque naar het aan zee gelegen eindstation van Trouville-Deauville leidt, loopt door de vallei van de Touques, tussen de heuvels die achter de Corniche Normande langs de monding van de Seine het glooiende bosschagerijke bocagelandschap van le Pays d’Auge vormen, met zijn door hagen gezoomde weilanden en appelboomgaarden, zijn vakwerkhuizen en stoeterijen, zijn door de Tweede Wereldoorlog zwaar gehavende dorpen en steden: Caen, Cabourg, Falaise. Deauville en Trouville zullen als havenstad ook wel onder de Landing geleden hebben. Maar daarvoor kenden deze badsteden hun glorietijd: passages in Prousts Recherche getuigen daarvan. Ik meen mij te herinneren dat daarin ook een treinrit beschreven staat naar Balbec, Prousts benaming van Cabourg. Ik zou het moeten opzoeken, maar het is best mogelijk dat hij, om daar vanuit Parijs aan te komen, de trein met terminus Trouville-Deauville moest nemen. Of zou het toch een verbinding vanuit Caen tot in Cabourg zijn geweest? Veel belang heeft het niet want, zo lees ik in mijn Dictionnaire Marcel Proust, ‘Les trajets du chemin de fer pour s’y rendre [à Balbec] jouent à plaisir sur des impossibilités qui en font clairement une ville inventée selon une stratégie romanesque.’

Ik vertrek overmorgen vanuit Trouville-Deauville naar Parijs-Saint-Lazare (om vervolgens vanuit de Gare du Nord naar Brussel te sporen). Ik kocht mijn ticket al een week of drie geleden via het internet omdat dat goedkoper is, maar vandaag ga ik toch maar eens langs in dat station om na te gaan of alles wel klopt: ik kreeg via mail een bevestiging van mijn aankoop, maar niet, zoals gebruikelijk is, een pdf in bijlage met daarop de QR-code die ik van doen heb om een controle te doorstaan. Ik wil woensdag geen verrassingen op mijn weg.

Maar goed dat ik dit op voorhand checkte, zo blijkt nu. Ik ben in het station van Trouville-Deauville een uur lang getuige geweest van het verval van de Franse openbare dienstverlening, in casu van de Société nationale des chemins de fer français (SNCF).

Er is maar één loket geopend in de grote stationshal waar links en rechts onder het tongewelf grote halvemaanvormige fresco’s de kaarten tonen van, aan de oostzijde, de stad en, ter westerzijde, het hinterland. Ik doe wat redelijkerwijs van mij kan worden verwacht en neem achteraan in de rij wachtenden mijn plaats in. Er staan zes mensen voor mij. Het wachten duurt vijf, tien, vijftien minuten. De rij wordt niet korter. Dan verdwijnen twee mensen voor mij nadat zij een beambte in rood uniform hebben aangesproken. Ik zie hen naar een van de twee automaten stappen die aan weerszijden van de doorgang naar de perrons staan opgesteld. Daar helpt diezelfde beambte hen verder. Een fors uitgevallen heerschap is het, maar wel zeer vriendelijk. Nu gaat het opeens wat sneller, maar voor de laatste persoon die mij nog van het loket scheidt heeft de loketbeambte zeker een kwartier nodig om aan de computer de gewenste en noodzakelijke manipulaties te verrichten. Ondertussen zijn er nog meer reizigers (of kandidaat-reizigers) die na mij het station hebben betreden al door de rode beambte bij de automaat geholpen. Ik vang geruchten op als zouden alle treinen naar Parijs van vandaag en morgen al volgeboekt zijn. Ik ben derhalve blij dat ik mijn ticket voor woensdag heb – als ik het tenminste kan valideren.

Wanneer het eindelijk mijn beurt is, gebeurt wat ik al had voelen aankomen: ik word op mijn beurt naar het masjien verwezen. Voor mij staan drie mensen die na mij zijn binnengekomen. Ook de manipulaties aan deze automaat vergen de nodige tijd. De plaats van de rode beambte is ingenomen door een klein dametje. Ook in het SNCF-uniform en ook uitermate vriendelijk. Terwijl de twee jongemannen voor mij hun plan trekken op het touchscreen van de automaat, komt zij alvast eens bij mij zien wat mijn wens is. Ik leg haar uit dat ik graag een uitgeprint ticket-met-QR zou hebben van mijn gereserveerde zitplaats in de trein naar Parijs van aanstaande woensdag 29 december, en wel in de trein van 10u22. Ik vraag haar mij bij te staan bij het apparaat want ik heb al schrik dat ik niet over de nodige digitale skills beschik om er mijn analoge ticket aan te ontfutselen. Ne me quitte pas, prevel ik met communicantenstemmetje in mijn beste Frans. Haar ogen lachen me toe boven haar covid-masker. Je ne vais pas vous quitter.

Ik krijg uitleg over het ontbreken van de bijlage bij mijn bevestigingsmail: ze zijn een softwaretoepassing aan het updaten. Maar het blijft natuurlijk eigenaardig, en zeer eigentijds: één geopend loket, en twee machines waarnaast telkens een persoon geposteerd staat om het voornamelijk uit upperclass tweedeverblijvers uit Parijs bestaande digibete SNCF-cliëntèle bij te staan.

Ik verlaat, mét mijn papieren ticket, het station van Deauville-Trouville en vraag mij af wat Proust van een dergelijke dienstverlening zou gedacht hebben.