zondag 16 januari 2022

notitie 86

SPOREN


Théo Van Rysselberghe gaf hem een prominente plaats op zijn pointillistische chef-d’oeuvre La lecture (1903). We zien de dichter in rode jas voorlezen aan een select, rond een tafel geschaard, exclusief mannelijk gezelschap. Verhaerens favoriete jas verwees volgens Eric Min naar een bepaalde revolutionaire instelling. In het gezelschap herkennen we de karakteristieke kop van Félix Fénéon.

 


 

Eric Min wijdt in zijn Gare du Nord, een lijvig compilatiewerk over de aanwezigheid van Vlaamse en Nederlandse kunstenaars in Parijs van halfweg de negentiende tot halfweg de twintigste eeuw, een apart hoofdstuk aan Émile Verhaeren. De Franstalige Belgische dichter was rond de eeuwwisseling en tot zijn dood een Europese grootheid – dat wordt wel eens vergeten. Met name bij de futuristen viel zijn poëzie, die vaak over stedelijkheid, transport en treinen ging, in de smaak. Stefan Zweig spreekt zich daarover uit: ‘onze generatie schrijvers was immers door Verhaeren opgevoed tot een even grote bewondering voor technische wonderen van de eigen tijd als onze voorvaderen hadden gehad voor de Romeinse Oudheid’. (190) Het was dan ook een cynische speling van het Lot dat Verhaeren op 27 november 1916 op amper 61-jarige leeftijd in het station van Rouen onder een trein deed belanden. Een aankomende of vertrekkende trein, dat vind ik nergens terug, maar in elk geval een die zeer onfuturistisch met stilstand te maken had. Verhaeren had net een lezing gegeven voor Belgische soldaten die ver achter de frontlijn en de daarbij horende slachtpartij van een welverdiende maar daarom niet minder uitzichtloze rust genoten. (Zweig, overigens, verliet het ondermaanse ook op 61-jarige leeftijd, maar dan wel in totaal andere omstandigheden.)

Ook voor mij is Verhaeren vooral een schim uit het verleden. Ik vind in mijn bibliotheek nauwelijks sporen van hem terug. Ik moet al naar de door Paul Claes samengestelde bloemlezing De tuin van de Franse poëzie met een canon van honderd door deszelven vertaalde en toegelichte gedichten grijpen om een gedicht van Verhaeren te vinden, in casu ‘Le passeur d’eau’/‘De veerman’.

In boeken van Stefan Zweig en André Gide die in mijn bezit zijn komt Verhaeren ter sprake – en misschien nog wel in boeken van andere auteurs die ik hier staan heb. Stefan Zweig was heel goed bevriend met Émile Verhaeren en bewonderde hem. Dat blijkt ten overvloede uit de bladzijden die hij aan hem wijdt in het onvolprezen De wereld van gisteren. In zijn dagboek is André Gide opvallend kort van stof over de dood van Verhaeren. Twee zinnetjes maar schrijft hij erover, bijna drie weken na het fatale ongeluk: ‘Brusquement la mort de Verhaeren m’a appelé à Rouen, puis entraîné jusqu’à La Panne. Prodigieux voyage, mais que je ne me sens pas d’humeur à raconter.’ (584) Dat tweede zinnetje klinkt behoorlijk enigmatisch. Prodigieux = ‘wonderbaarlijk, buitengewoon’, aldus mijn Van Dale-pocketwoordenboek. Waarom heeft Gide er dan geen zin in om er iets meer over te vertellen…?

Félix Fénéon, op het schilderij van Van Rysselberghe de rechtop staande man-met-sigaret die zijn linkerarm schijnbaar achteloos op de schoorsteenmantel laat rusten, was in de Parijse scene van die tijd een niet weg te denken journalist, anarchist en kunstcriticus, alsook genadeloos rokkenjager. In het Nederlands taalgebied viel hem een poging-tot-ontrukking-aan-de-vergetelheid te beurt met een in 2009 uitgegeven vertaling van de drieregelige faits divers die hij in 1906 voor de krant Le Matin schreef. Ik pluk er een willekeurig voorbeeld uit:

Tegenover nummer 29 aan de Boulevard de Belleville is de
tippelaarster Sahra Rousmaer gisteravond met enkele messteken
omgebracht door een man die wist te ontkomen.

Deze vertaling van de iets meer dan 1.200 berichten wordt voorafgegaan door een inleiding van Luc Sante, de man die dat ‘andere’ zeer goede boek over het ‘verdwenen’ Parijs schreef dat ik onlangs las – en daarmee is voor wat dit stukje betreft de cirkel rond.

 

Eric Min, Gare du Nord. Belgische en Nederlandse kunstenaars in Parijs, 2021
De tuin van de Franse poëzie. Een canon in 100 gedichten (samengesteld en vertaald door Paul Claes), 2011
Stefan Zweig, De wereld van gisteren, vertaling (1990) door Willem van Toorn van Die Welt von gestern (1944)
André Gide, Journal 1889-1939, 1940 (Bibliothèque de la Pléiade)
Félix Fénéon, Het nieuws in drie regels, vertaling (2009) door Ruud Ronteltap van Nouvelles en trois lignes (1906)
Luc Sante, Het andere Parijs, vertaling (2016) door Hans van Riemsdijk van The Other Paris (2015)