vrijdag 21 januari 2022

notitie 92

ZES UUR NIETS (3)


*

In de Marais stap ik een boekhandel binnen. Een joodse boekhandel, dat is hier niet verwonderlijk. Ik neem de pocketuitgave van het dagboek van Sándor Márai – ik merk pas nu, bij dit schrijven, de verregaande alliteratie op: Marais en Márai! – maar leg het boek terug op het stapeltje omdat ik mij realiseer dat ik het onlangs – vorig jaar nog maar! – in de Nederlandse vertaling las: Land, land!... Enfin, dat was een deel van zijn dagboeken – en ik herinner me dat ik nog een ongelezen deel heb staan, dus de kans is groot dat ik met deze pocket dubbelop zou hebben. Bij het verlaten van de winkel spreekt de winkelmevrouw me aan: ‘U had toch een boek in uw handen?’ Dat is, hoe begrijpelijk ook de opmerking, een onaangename ervaring.

*

Ik bevind mij een uur te vroeg opnieuw in de omgeving van de Gare du Nord, waar ik vijf uur geleden mijn bagage heb achtergelaten. Ik vind dat ik wel een aperitiefje heb verdiend en stap café Le Bistro binnen. Hier wacht mij het mooiste moment van mijn zes uur niets. Ik vind een tafeltje-voor-twee naast de kachel. (Een tafel-voor-één, dat bestaat niet. Behalve dan bij Eric de Kuyper, die zelfs een boek heeft geschreven dat zo heet.°) Ik bestel iets van de tap, maar die doet het niet, dus wordt het une parisienne, een lokaal artisanaal biertje waarvan de brouwer, blijkens zijn website, prat gaat op zijn revalorisation des drêches – ja ik moet het ook opzoeken maar als ik u zeg dat het om bostel gaat, bespaar ik u alvast de moeite. Tot mijn grote voldoening krijg ik er een portie nootjes bij en ja, ik ben echt wel met weinig te paaien. Behalve uitrusten van mijn urenlang passagieren en nippen aan mijn biertje en knabbelen doe ik hier twee dingen: kijken en lezen, dat laatste in mijn tijdens mijn weldra definitief achter de rug liggende uitstapje naar Honfleur aldaar gekochte exemplaar van de pocketuitgave van Olga Tokarczuks Récits ultimes. Dat de jonge ober, een student, mij uitermate vriendelijk bejegent, draagt bij tot mijn tevreden gemoedsgesteldheid. Ik vraag hem hoe oud het café is (het interieur ziet er oud uit en, naar Franse maatstaven, zeer ongesloopt°°), maar dat weet de jongen mij niet te vertellen. Ik werk hier nog maar sinds september, voegt hij er met licht verontschuldigende toon aan toe. Ik neem het hem niet kwalijk. Buiten, zo merk ik nu ik het beeld bekijk dat ik op Google Streetview aantref, valt een opmerkelijke anomalie vast te stellen: de producent van de terrasluifels heeft duidelijk niet voldoende oog gehad voor de officiële schrijfwijze van de naam van de afspanning, zoals hij nochtans in koeien van – typisch Franse – kapitalen boven de ingang staat gespeld. Fout is het niet, want beide schrijfwijzen zijn toegestaan.

 


 

(°) Een tafel voor één is de zeer mooie, vind ik, titel van een bundel reisobservaties. Een hoofdstuk in dat boek is gewijd aan Parijs. Ik neem mij voor het spoedig eens te herlezen en sla het alvast eens open: ‘Ik hees me in een taxi tot aan het Gare du Nord. Nog ruim op tijd, zoals ik had uitgerekend, om uitvoerig te kunnen lunchen in een restaurant recht tegenover het station.’ (142) (Ik las het boek een eerste keer drie jaar geleden, maar veel is mij daar niet van bijgebleven. Ik herinner mij een lichte ergernis nopens het soms wat nuffige karakter van De Kuypers observaties.)

(°°) Waartoe deze sloopijver op zeer veel plaatsen in Frankrijk, met name in de horeca, aanleiding heeft gegeven, kan onrechtstreeks worden opgemaakt uit wat Eric de Kuyper daarover schrijft: ‘De modernistische obsessie is in Frankrijk niet erger dan elders, maar overal vormt deze obsessie het tastbare bewijs van een diepe onmacht om in deze tijd te kunnen leven.’ (141)

 

Eric de Kuyper, Een tafel voor één, 1990