210428
Zeer aanbevelenswaardig (en enkel vandaag nog te bekijken op VRT NU)
is de documentaire over Han van Meegeren, de notoire Vermeer-vervalser. Wat een
levensloop! Wat een avontuurlijk bestaan! Talrijke interessante kwesties worden
aangekaart. Het verschil tussen echt en vals; de esthetische appreciatie die
afhankelijk is van de context; de ijdelheid van de artiest die natuurlijk
artiest wil zijn en geen vervalser; de afrekening met de vader; de
overlevingsstrijd in oorlogstijd; de misleiding die maar mogelijk wordt ‘in het
kader van’ een bepaalde framing. Want ja, Van Meegerens strategie kon maar
lukken doordat hij precies datgene schilderde waarvan hij wist dat de
Vermeerologen wilden dat ze het zouden vinden: de ‘missing link’ tussen de
minder bekende vroege religieuze taferelen en de latere wereldberoemde
huiselijke ensceneringen. En dan was er natuurlijk ook nog de zeer ambigue
relatie van Van Meegeren met het fascisme. In die tijd (jaren twintig en
dertig) was een ‘koosjere’ fascinatie voor het fascisme niet ongewoon. Van
Meegeren was het zeer eens met de kunstopvattingen van de nazisten want hij had
een broertje dood aan wat, in hun terminologie, ‘entartete Kunst’ werd genoemd. Grondig fout was zijn reisje in 1936 naar Berlijn om er, ‘uit nieuwsgierigheid’ zei hij
later à décharge van zichzelf, de Olympische Spelen te bekijken. Maar tijdens
de oorlog, naarmate de wind keerde, keerde hij zijn fascinatie heel slim om:
hij had Hermann Göring himself weten te misleiden met zijn vervalste Vermeers.
Een pact met de duivel? Jawel, in die zin dat hij enkel door te bekennen dat
hij een vervalser was de doodstraf wegens collaboratie kon ontlopen. Maar als
hij een vervalser was, kon hij geen echte schilder meer zijn. Nooit zou hij als
de authentieke kunstenaar Han van Meegeren worden geconsacreerd. Een paar weken
na zijn veroordeling, wegens vervalserij en niet wegens collaboratie, stierf
hij. Maar zijn pseudo-Vermeers blijven authentieke pseudo-Vermeers. Dat wel! *
Ik ben fan van stilist Kellendonk! Neem nu de
passage in Een nietsnut waarin de drankzuchtige vader zichzelf uitnodigt
op het verjaardagsfeestje van zijn 27 geworden zoon Frits, die op een boot
woont. Het waait nogal, er is dus zo al, nog voor er gedronken is, wat deining.
Maar de vader is al ‘prettig aangeschoten’ wanneer hij over de loopplank komt
aangelopen, met twee flessen als onderpand, ‘niet van zijn eigen Veuve
Clicquot, maar een goedkopere Heidsieck’. En dan begint het virtuoze fragment,
waarin mariene deining en spanning tussen vader een zoon een belangrijke rol
spelen. ‘Een zwaai. Hoed en regenjas hingen aan de kapstok. Nog een zwaai. Hij
zat op een stoel. En met een derde zwaai gooide hij zijn ene been over het
andere. Sigaartje. Er kronkelden wat woorden met de rook mee omhoog. Slierten
rook waaraan woorden hingen.’ Dat is wat je noemt: beeldend schrijven. Je ziet
het zo voor je. En natuurlijk ben je benieuwd naar de woorden die aan de rook
hangen. Wat zegt de vader? Tout en n’importe quoi. Hij begint niet over
de relatie met zijn zoon, of over zijn zoon, maar wel over het verbod op het
houden van goudvissen tijdens de Culturele Revolutie in China. ‘Zinnen kwamen
uit zijn mond als pingpongballetjes, eerst balorig stuiterend, om na een steeds
sneller gerikketik te blijven liggen in een stoffige hoek van mijn aandacht.’
De woorden van de vader zijn als de luchtbelletjes die uit de bek van een goudvis
komen, en met de pingpong zijn we opnieuw in China. Frits observeert zijn
vader. ‘Vaak greep hij verstrooid naar zijn neus, of hield hij een klinker veel
te lang aan, omdat een gedachte, misschien een volstrekt lege, luchtbelachtige
gedachte, zijn woordenstroom kruiste.’ Luchtbel, stroom, water, goudvis. En dan
de verhouding tussen die twee, vader en telg: ‘Zo zat hij tegenover me, iets
van mij afgewend, langs me heen kijkend, alsof er iemand naast me zat die veel
interessanter was dan ik, alsof ik in nog sterkere mate lucht was dan de lucht
naast mij.’ (146-147 in Het complete werk). *