181223
Telefoon van X. Hij heeft vorige week een lichte beroerte
gehad, en daarna een paar dagen in het ziekenhuis gelegen. Het begon toen hij
‘s ochtends aan zijn computer met teksten bezig was en opeens alles dubbel
begon te zien. Hij is serieus geschrokken, maar wel bereid om het als een wake
up call te zien en voortaan (nog) intenser te leven. ‘Er is niet veel tijd
meer,’ weet hij nu ook. En dat hij dikwijls aan mij heeft moeten denken de
voorbije dagen. En zo word ik door steeds meer mensen omringd die, zoals
ikzelf, al een glimp van de andere kant hebben opgevangen – het is ook een
manier voor de dood om je te naderen: via de mensen in jouw kring besluipt hij
jou, als een die niet het goede voor heeft de open plek in het bos nadert waar
een gezelschap van geliefden – le déjeuner sur l’herbe – zit te
picknicken door van stam naar stam dichterbij te komen. * We houden halt in de
air du Baie de Somme voor een maaltijd. (Met wie was ik hier voor het laatst?)
Een erg jong koppel, de vrouw, een meisje nog van een jaar of negentien schat
ik, houd een pasgeboren kind in de armen. Haar man, of vriend, een geblokte
kerel met opgeschoren haar van ten hoogste begin de twintig, doet erg dominant.
Hij is gekleed in een Adidas-sportuitrusting met korte broek, alsof het buiten
dertig graden is – maar het is buiten geen dertig graden, het is koud en
miezerig. Ze nemen plaats aan een tafeltje vlakbij het onze. Het meisje legt
haar slapende kind in een maxi-cosy, die ze naast haar dienblad op de tafel
zet. De jongeman gaat nu iets voor zichzelf halen: een stuk pizza. Maar
blijkbaar bevalt de pizza hem niet want niet veel later staan ze recht en
verlaten de gelagzaal, waarbij de man met onverholen minachting zijn vrouw
aankijkt. De moeder van het kind, zelf nog een kind – en het kind zelf kijkt
hij helemaal niet aan. De pizza blijft onaangeroerd achter, en wordt wat later
door een serveuse van het wegrestaurant weggenomen. In welk huis zouden die
twee, drie eigenlijk, wonen? In welke grauwe voorstad van welke stad? In
Engeland, dat straks weer helemaal vreemd zal zijn. Hier, op deze intersectie
in tijd en ruimte, deze non-locus, zijn we even samen geweest en we zullen
elkaar nooit meer terugzien. Gelukkig maar. (Maar wat wordt er van dat kind? En
van die vrouw, wanneer ze eindelijk vrouw zal zijn en door haar man in de steek
zal zijn gelaten?) *