Grenzen zijn
uiteraard niet alleen iets geografisch of politieks. Als we grenzen definiëren
als het tussenschot of de tussenzone tussen twee verschillende entiteiten die
zich naast elkaar bevinden, komen we daarmee ook terecht in bijvoorbeeld de
biologie en de chemie. Ook daar is altijd sprake van invloed of interactie.
Stoffen vermengen zich met elkaar. Dier- of plantensoorten parasiteren, dringen
in elkaar binnen, vreten elkaar van binnenuit op. Het samengaan van twee
entiteiten kan heilzaam zijn, maar ook destructief. Er kan osmose optreden,
waarbij de ene entiteit zich via de halfdoorlatende tussenwand door
stofuitwisseling aan de naburige entiteit aanpast en er dus van een soort van
identificatie of imitatie zou kunnen worden gesproken. Of assimilatie.
Toegepast op
de politiek kunnen deze biologische en chemische metaforen een interessant
licht werpen op de schaal waarop zich op het ene uiterste punt het separatisme
bevindt en op het andere uiterste punt de globalisering. Separatisme gaat elke
osmose tegen, is krampachtig gericht op het behoud van de eigen identiteit,
terwijl in de geglobaliseerde wereld à la limite alle verschillen worden
uitgewist. Nobelprijswinnares Olga Tokarczuk schrijft in De rustelozen: ‘De mens had gefokte dieren op het eiland
binnengebracht, waarmee het inheemse ecosysteem nooit eerder in aanraking was
gekomen. Sommige waren achteloos ingevoerd, langgeleden, meer dan tweehonderd
jaar geleden, andere waren ontsnapt, wat ogenschijnlijk heel onschuldig leek.
Konijnen. Opposums en wezels uit nertsfokkerijen. Uit de tuintjes waren planten
ontsnapt. Onlangs had ze nog wegbermen gezien, helemaal begroeid met bloedrode
geraniums. Knoflook had de benen genomen en was ver van de bewoonde wereld
verwilderd. De bloemen ervan waren bleker geworden, wie weet zou de plant hier
na duizenden jaren tot een lokale variant muteren. Mensen als zij werkten hard
om te voorkomen dat het eiland niet door de rest van de wereld zou worden
besmet. Dat er uit willekeurige zakken geen willekeurige zaadjes op het eiland
belandden, dat er op de schil van bananen geen vreemde schimmels het eiland
binnenkwamen, waardoor het hele ecosysteem nu in elkaar kon storten. En dat er
op de zolen van hun bergschoenen geen andere ongewenste immigranten
binnendrongen: bacteriën, insecten en algen. Men moest hierop toezien, hoewel
deze strijd al van begin af aan verloren was. Men moest zich erbij neerleggen
dat geïsoleerde ecosystemen niet meer van deze tijden waren. De wereld was
samengevloeid tot één grote brij.’ (323-324)
lees hier
vanaf aflevering 1 van dit stuk over grenzen