maandag 9 december 2019

vorig jaar 29

181208

(…) * Intelligentie is bij Mulisch onverbrekelijk verbonden met geheugen. ‘Intelligentie = intelligentie + geheugen’; zonder geheugen geen intelligentie. Maar intelligentie heeft nog wel meer aspecten: ‘Voor zover ik heb kunnen waarnemen, vreest hij [Eichmann] in Halevi een intelligentie, die het meest aan de zijne verwant is: sluw, zwijgzaam, een zwakke plek bij de eerste oogopslag waarnemend, en een formidabel geheugen (...)’ (De zaak 40/61, 162) Als ik dat op mezelf betrek, stel ik vast dat ik wel over een paar aspecten beschik, maar zeker niet over ‘geheugen’, en dat is mijn achilleshiel. * (…) * Volgens Harry Mulisch houdt een jood die naar Israël migreert in zekere zin op jood te zijn. ‘Daar veranderen joden in israeli’s, een volk onder de volkeren, waardoor antisemietisme (sic) verandert in politieke agressie, die beantwoord zou worden met tanks en bommenwerpers.’ (De zaak 40/61, 169) Als dat juist is, gaat het niet op Israël aan te wrijven ‘dat ze nu doen met de Palestijnen wat hun is aangedaan’, dat ze ‘al even rechts zijn als de nazi’s’. Niet dat goed te praten valt wat ze met de Palestijnen doen, maar de zaak zien als een conflict tussen staten en niet tussen religies of ideologieën, werpt er toch een ander licht op. * Het zál opnieuw gebeuren (De zaak 40/61, 172), omdat het geen zaak is van het verstand maar van allesbehalve het verstand. De nieuwe Hitler, die er zeker zal komen, werkt niet met argumenten. Het is geen kwestie van redelijkheid. Die manifesteert zich in het nazisme enkel in de methode, in het methodische, maar niet in de oorspronkelijke aanzet: de totale irrationaliteit waarmee de ‘ansichtenschilder’ uit Braunau am Inn zijn openbaring heeft gekregen en zijn roeping heeft opgenomen. * De zaak 40/61, 174: ‘In elk geval is Mann alvast de enige geweest, die na de gruwel een geldig beeld van haar heeft gegeven; zijn Doktor Faustus is het enige boek, dat tot de pit van het nazi-gebeuren wist door te dringen (…).’ Ja, dat formidabele boek moet ik beslist ook nog eens herlezen! Zoals ik zeker nog wil doen met deze geweldige, duizelingwekkende ‘reportage’ van Mulisch. Hij heeft me in zijn ban. Eindelijk, zou je kunnen zeggen. Wat heb ik mijn tijd verprutst met die andere van de ‘Grote Drie’, Reve, die ik moet tegenspreken: Mullis is beslist géén vullis. (Op Hermans ben ik altijd afgeknapt. Hij is mij té cerebraal, te afstandelijk.) * Marc Reynebeau en Dalilla Hermans bezoeken het vernieuwde Afrikamuseum in Tervuren. Het filmpje daarover maakt mij duidelijk dat de postkoloniale blik de koloniale blik niet mag wegmoffelen. Het is van het grootste belang dat we niet vergeten hoe grondig fout we geweest zijn. * Framing: in het journaal bevat het decor bij het item over de verwachte rellen met gele hesjes vanmiddag in Brussel een foto van de brandende politiecombi van vorige week. * Ik houd van Mulisch’ superieure ironie, zijn zwarte humor. Over de Polen schrijft hij (met zijn eigenzinnige interpretatie van bepaalde spellingregels): ‘De hele geschiedenis door wordt hun land over de kaart heen en weer gesleurd, nu bestond het zelfs niet meer, Stalin en Hitler verdeelden het, en wanneer de laatste zijn zin had gekregen waren de polen uitgeroeid, waarna het nederlandse volk in zijn geheel hierheen was gedeporteerd om het land te bewerken voor de duitsers, die dan in Scheveningen waren gaan zwemmen.’ (De zaak 40/61, 177) * (…) * Gesprekje met Jean Darthet, onder meer over het lezen in de originele taal dan wel in vertaling. Ik ontwikkel de aloude, gekende argumentatie: bij het lezen in de originele taal gaat meer verloren (begrip én tijd) dan dat je mag veronderstellen dat er door de vertaling is verloren gegaan. Tegenwoordig mag je ervan uitgaan dat vertalingen op peil zijn. Met technische vertalingen, waarbij de vertaler zich in een materie moet inwerken om te begrijpen waarover hij/zij het heeft, is het misschien anders. Ik kom uit de Raaklijn terug met het nieuwe boek van Paul Verhaeghe, de delen twee en drie van Cusks trilogie, en Steen op steen van Wiesław Myśliwski. Hoog tijd dat ik aan De laatste hand en De horizon begin. * Op de terugweg in de Gieterijstraat: een vrouw op het voetpad, struikelend en telefonerend, voor heel de straat: ‘Ik wil je nooit meer zien. Als ik jou nog zie, vermoord ik je. En die hele firma van je, dat zit allemaal niet pluis, ik stuur daar de arbeidsinspectie op af!’ * (…) *