De verschuiving van eerste naar derde persoon drukt onder
meer de afstand tussen het heden en het verleden uit. Het beeld is vertekend en
het kan niet anders dan vertekend zijn. Maar een perfecte reconstructie is dan
ook helemaal niet waar ik naar streef. Meer nog, wanneer ik voel dat het
verleden zich onttrekt aan mijn vermogen om het mij in al zijn details of
gewoon maar heel rudimentair voor de geest te halen, en dat is zowat altijd het
geval, zal ik mij geen moeite getroosten om de correcte versie op te speuren.
Daar begint voor mij het fabuleren, daar vul ik naar hartenlust de
werkelijkheid aan, kleur ik haar naar believen in. En ik verhul mijn vergeten
niet – integendeel, dat vergeten is
mijn werkelijkheid of maakt er toch minstens, en helaas in toenemende mate,
deel van uit. Zo vergroot ik nog de afstand, ik fictionaliseer mijn verleden,
hef het op en verhef het tot een verhaal. Het is niet dé waarheid, het is een waarheid: de mijne. Of eigenlijk is
het niet eens een waarheid. Tenzij die waarheid zou gelegen zijn in het
verlangen dat ieder van ons heeft om zijn vervliedende leven in een verhaal te
vatten. Ten einde de golfslag van de tijd te stoppen, en daardoor op verhaal te
komen.
Wahrheit und Dichtung. Uiteraard wordt dit schrijven gestuurd door een strategie, een die veel
te maken heeft met de schroom en angstvalligheid die worden ingegeven door het
voortdurende besef dat betrokken partijen meelezen. Het feit dat ik deze
stukjes na een incubatie- en rijpingsperiode van twee, drie jaar op het net
‘publiceer’, kan niet anders dan een weerslag hebben op mijn schrijven. Ik
vraag veel van mijn betrokken lezers. Als zij bovendien reageren, wordt de
strategie meerlagig.
Stel dat het gebeurt. Stel dat in dit verhaal de
zuster, die ik hier ‘Pauline’ noem maar die in werkelijkheid anders heet, het
niet begrepen zou hebben op de manier waarop ik bijvoorbeeld mijn moeder schets
en in dit verhaal opvoer. ‘Het is ook míjn moeder,’ zou ze mij dan schrijven.
En zij zou mij daarbij eventueel kunnen laten weten dat de manier waarop ik
onze moeder opvoer niet strookt met hoe zij haar ziet.
Natuurlijk niet, wij hebben elk onze moeder – ook al
is zij, wás zij, een en dezelfde persoon.
Kijk, hoe wij gevangen blijven in onze angsten, hoe
wij een verwrongen idee van onze eigen identiteit hoog houden om toch maar iets
te kunnen zijn, om toch maar iets te kunnen betekenen. En dat geldt natuurlijk
in de eerste plaats voor mezelf. Maar noch dat besef noch een mogelijke wil of
wens van een betrokken persoon kan mij natuurlijk beletten om dit respectvolle
eerbetoon aan mijn moeder voort te zetten en het later ook nog over mijn vader
te hebben.
Lees hier
LVO vanaf het begin