181224
L. vertelde gisteren in de auto, op weg naar Honfleur, dat er in
de Verenigde Staten twintig procent meer neusverkleiningen worden uitgevoerd.
Reden? Bij het maken van selfies lijkt de neus te groot. Welk lichaamsdeel,
welke karaktereigenschap, welke episode uit mijn verleden komt te nadrukkelijk
in beeld wanneer ik mijn eigen geschiedenis opteken? Ik vertel, rijdende ter
hoogte van Blangy-sur-Bresle, over het werk aan mijn memoires. Ik besef dat het
egocentrisch is, op mezelf gericht. Maar waarom niet, het is mijn leven, toch?
Anderzijds, zo voer ik aan, voel ik toch ook wel steeds nadrukkelijker de
behoefte om mij minstens een klein gedeelte van mijn tijd dienstbaar op te
stellen, in een of ander vrijwilligerswerk. Wat zou ik kunnen doen? L. heeft
nog een tijd soep opgeschept in Poverello. Nu doet hij dat niet meer. Nu doe ik
niets meer, zegt hij. Dat is toch niet waar? Je hebt met je boeken al zoveel in
beweging gebracht. (…) * Je kunt aan alles zien dat de regisseur van die film
een vrouw is, denk ik nadat we naar After the Wedding (2008) van Susanne
Bier hebben gekeken. Maar duid het maar eens precies aan. Waaraan zie je, wát in die film roept dat
veralgemenende (en gevaarlijke) oordeel in je op? Zijn het de (al te)
gemakkelijke contrasten, met name tussen India en Denemarken, tussen straatarm
en puissant rijk? Zijn het de sentimentele en bijwijlen sentimentalistische
scènes? Is het de aangrijpende toenadering tussen moeder en dochter, die een
man allicht niet zo nadrukkelijk in beeld zou hebben gebracht? Ik stel bij
mezelf ook vragen. Waarom wordt dat kind duidelijk gemaakt dat de man aan de
zijde van haar moeder niet haar vader is. Moet dat altijd? Is zoiets
aangewezen? In psychologisch opzicht misschien niet – maar allicht spelen hier
procedurele, justitiële motieven. Bier maakt in elk geval duidelijk dat het in
het vaderschap – in tegenstelling tot het moederschap – niet in de eerste
plaats, of niet uitsluitend, om bloedverwantschap draait. Ook een man die niet
door het bloed met het kind verbonden is, kan een goede vader zijn. Anderzijds
is het de vraag of bij een man, die opeens beseft dat hij de vader is van dat
kind, per definitie vaderlijke gevoelens opspelen. (Terwijl hij in het verre
India een vaderlijke belofte ten opzichte van een pleegkind niet inlost.) * Wat
een sprankelend begin. De schrijver komt aan in Grand Hotel Europa,
rookt, gezeten op een van de treden van het bordes, een sigaretje samen met de
piccolo Abdulah, wordt met veel egards, krullen en tierlantijnen ontvangen door
de majordomus, en neemt zijn intrek in zijn kamer waarvan de inrichting niet
ontsproten is aan het steriele brein van een interior designer die elke
vierkante centimeter zo efficiënt en goedkoop mogelijk moest benutten, maar
waarin talrijke nutteloze spullen uit vele tijdslagen zijn aangespoeld en
waarin het goed schrijven zal zijn – want dat is wat de schrijver meteen doet:
zijn schrijfspullen (lege cahiers, inktpot en MacBook) op de oude tafel
met inlegwerk uitstallen, zodat hij de volgende dag, na de verkwikkende slaap
waarin hij kan uitrusten van zijn vermoeiende reis, meteen kan beginnen. Vier
bladzijden ver, en ik ben al helemaal mee! * Het regelmatige gerinkel waarmee
de pelletkorrels langs de pelletschans in de vuurmond van de pelletkachel
glijden. De grijze dag zit opgesloten achter de luiken die ik niet durf open te
maken omdat L. nog slaapt. Het is kwart over negen, ik ben er om half zeven al
aan begonnen, heb net een verkwikkend naslaapje gedaan. Een streepje
piano-Bach, heel discreet op de achtergrond. *