181218
Wiesław Myśliwski: ‘Hartstochten regeren niet alleen
individuen, maar ook staten en volkeren, zoals de geschiedenis bewijst.’ (De
laatste hand, 233) Ik was de dag ingestapt met de berichtgeving over de
recentste opiniepeiling. Eén op de twee Vlamingen kiest voor Theo Francken als
populairste politicus. Eén op de drie kiest voor de N-VA. Slechts één op de
drie kiest voor een progressieve partij. Sp.a haalt geen 10 procent meer, en
PVDA zit opnieuw onder de kiesdrempel. Dat is het land waarin ik ontwaak.
Inderdaad, de hartstocht regeert het land. Samen met de middenstand, uiteraard.
* In ‘Het bestaan II’ (in De avond valt) ziet de verteller – maar we
mogen aannemen dat het Simon Carmiggelt zelf is, een ‘zeer grote, breed
geschouderde man met een rossige baard’ opdoemen. In zijn ogen valt ‘een aan
wanhoop grenzende blik’ te lezen. Hij spreekt onduidelijk: ‘zijn articulatie
liep op de velgen’. Zoals het personage hier op ons afkomt, denk je meteen aan
een oude man, iemand die het grootste deel van zijn leven al achter zich heeft
liggen. En dat is meteen de vraag die Carmiggelt stelt: hoe oud zou de
rosgebaarde zijn? ‘Zijn leeftijd viel moeilijk te schatten’, luidt het
antwoord. De eerste schatting – ‘Vijfendertig?’ – wordt meteen bijgesteld:
‘Maar vijfenveertig kon ook.’ Dat overkomt me nu steeds vaker: dat ik in de
werkelijkheid maar ook in films of in mijn lectuur kennismaak met mensen die ik
oud inschat, of toch ouder dan mezelf, maar dan blijkt dat ze jonger zijn – en
dat is altijd even schrikken. Dat ik, in casu, twaalf of tweeëntwintig jaar
ouder zou zijn dan die rosse baard die daar komt aanstrompelen in het verhaal
van Carmiggelt, neen, dat is slikken. * (…) *