181222
Korte wandeling door de stad, naar de bibliotheek en
vervolgens naar de exclusieve broodwinkel in de Smedenstraat waarvan ik de naam
nu vergeten ben, maar het is iets in het Frans. Niet Pain quotidien,
maar iets dergelijks. Drie mensen die ik ken kruisen mijn pad en herkennen mij
niet: (…). Ik word gewaar dat zij mij hebben gezien, maar ben zelf te laat om
hen te begroeten: we zijn elkaar al gepasseerd, en dan wordt het vervelend om
alsnog die mensen aan te klampen. (…) * S.: ‘Alle mensen die met mij bevriend
zijn hebben mij gekozen.’ Kies je je vrienden? Zijn er mensen die nooit zelf
kiezen? En wat zegt dat dan over hen? Kies ik mijn vrienden? Héb ik eigenlijk
wel vrienden? Ja, ik dacht het wel. Maar mij komt het voor dat wij telkens
elkaar kiezen, dat we elkaar altijd ergens halverwege ontmoeten. * Don’t fence me in, antwoord ik op de vraag van de Focus-medewerkster naar mijn
levensmotto. En dat zeg ik dan nadat ik al de hele tijd heb zitten uitleggen
aan welke structuur ik mij vastklamp, hoe dat steigerwerk eruitziet waaraan ik
mij heb vastgeklonken om overeind te blijven, om het verglijden van mijn tijd
tegen te gaan: dat schier obsessionele invullen van vakjes, rubriekjes,
gewoontetjes. * Deze namiddag nog eens de straat op en alweer, voor de derde
keer vandaag, een verre bekende die mij niet herkent: (…). Ik laat haar
voorbijgaan, zonder haar te groeten. Misschien heeft ze me wél herkend, denk ik
nog, en dan vindt ze mij onvriendelijk. Het zal mij een zorg wezen. * (…) *