zaterdag
BOVENLEIDING
Het treinverkeer lag in de knoop. Er was in Gent een
bovenleiding geraakt. Daarom stapte ik in Brussel-Centraal in een trein die
rechtstreeks naar Kortrijk reed. Daar zou ik dan een verbinding vinden naar
Brugge. De trein vertrok mooi op tijd, maar bleef in de Zuid twintig minuten
staan. Tot de conductrice over de intercom omriep dat we niet konden vertrekken
omdat er geen bestuurder was.
Ja, dat was wel een grappig moment.
Ik heb de leeftijd bereikt waarop een zekere berusting mij
niet vreemd is. Ik ga er van uit dat iedereen zijn best doet en dat de dingen
niet moedwillig worden gesaboteerd. Nog niet.
Of ik nu hier op de trein zit te lezen of te schrijven, of
ginder, voorbij Gent, aan mijn tafel: dat komt min of meer op hetzelfde neer.
Geblokkeerd te zitten in een trein naar Kortrijk zonder
bestuurder, dat is natuurlijk een metafoor die te mooi is om fictief te zijn.
De conductrice kon het niet nalaten om iets van ergernis in haar stem te laten
doorklinken. Zij moest vanavond ook zien thuis te geraken, natuurlijk. Daar heb
ik alle begrip voor.
Een jonge vrouw, die achter mij zat, stond recht om eens op
het perron te gaan kijken of daar enige beweging viel waar te nemen. Ze liet
vol vertrouwen al haar spullen liggen: jas, map met papieren, laptop. Toen ze
terugkwam, kruisten onze blikken elkaar. ‘Ik heb niet de indruk dat we hier rap
gaan vertrekken,’ zei ze me. Ik glimlachte.
Een jonge vrouw. Nu ja, wat heet jong als je zelf
vierenvijftig bent. Deze vrouw had de leeftijd al bereikt waarop vrouwen in
negentiende-eeuwse romans oud worden genoemd.
Wij bleven nog wat zitten. Ik was mij nu voortdurend bewust
van haar aanwezigheid achter mij. Tot de conductrice omriep dat er nog altijd geen bestuurder
was gevonden, en dat daarom deze trein helemaal niet zou vertrekken. Dat leek me heel erg plausibel.
We pakten onze spullen bij elkaar, trokken onze jas aan en
stonden wat later op het perron. Samen. Ik vroeg haar waar ze heen moest.
Kortrijk.
Op dat moment werd omgeroepen dat er een trein naar Gent en Brugge – dan toch! – zou aankomen op spoor vier. Ik zei aan de jonge vrouw dat ze misschien beter die trein kon nemen, ze zou dan vast in Gent wel een aansluiting naar Kortrijk aantreffen.
Op dat moment werd omgeroepen dat er een trein naar Gent en Brugge – dan toch! – zou aankomen op spoor vier. Ik zei aan de jonge vrouw dat ze misschien beter die trein kon nemen, ze zou dan vast in Gent wel een aansluiting naar Kortrijk aantreffen.
Ik wenste haar een snelle verbinding en een goede voortzetting van haar reis naar haar drie jonge kinderen en echtgenoot – dat had ik ook vernomen – in dat verre en excentrisch gelegen Kortrijk. Ze glimlachte en begaf zich naar de uitgang. Ze keek niet meer om.