De voorzitter van het Internationaal Olympisch Comité – of hoe die instelling ook moge heten – applaudisseert voor Justine. Henin-Hardenne, maar wij noemen haar Justine. Hij, de voorzitter, wellicht de machtigste Belg op deze planeet, zit zo op het eerste gezicht niet op een troon of kansel maar gewoon op een zitje tussen andere mensen die er al net als hijzelf vrij gewoon uitzien. Hij applaudisseert: traag en bedachtzaam de handen tegen elkaar brengend, niet luidruchtig maar waardig en afgemeten. Zijn functie verplicht hem een internationale neutraliteit in acht te nemen. Maar hij is natuurlijk ook Belg, en als dusdanig is het hem toegestaan gedoseerd uit de bol te gaan wanneer een landgenote een prestatie neerzet die applaus verdient. Wat in het geval van Henin, pardon, Justine toch wel het geval is.
Zie hoe hij daar in de handen klapt, zie de vermoeide glimlach op zijn gelaat. Zie zijn van al dat verantwoordelijkheid-opnemen stevig uitgedunde haar. Hij houdt vooral van tennis en zeilen, naar verluidt. Twee aristocratische sporten zijn dat. Aristocratische sporten die de afgelopen twee decennia wel danig gedemocratiseerd zijn. Stel dat ie alleen maar van schermen zou houden… De glimlach is vermoeid, de blik waardig, aristocratisch, vertrouwen schenkend. Deze man met zijn aristocratisch ogende vermoeidheid en uitdunnende haardos heeft stijl, klasse, uitstraling. Hij is vaderlijk. Papa Rogge. Hij probeert van heel veel mensen de vader te zijn. Hij slaagt daar ook in, vind ik. Hij is een leidersfiguur die je met het fenomeen macht verzoent. Hij is een Belg met aanzien die je verzoent met het fenomeen Belg-zijn.