Airco’s zijn schadelijk voor het milieu. Geen nieuws, zult u zeggen – maar u bent natuurlijk een weldenkend mens wien niet gemakkelijk iets wordt wijsgemaakt. Dat is toch van-zelf-spre-kend, zegt u terecht. Want Lavoisier wist het al: rien ne se perd, rien ne se crée. Je hebt niets voor niets, ook frisse lucht niet. Nochtans heeft airconditioning zich langs allerlei sluipwegen een evidente plaats verworven in ons bestaan. In onze auto’s, in onze huizen. Vijftien percent meer verbruik voor wagens, tot vijfendertig in kantoorgebouwen. Stook maar op! En dan komt nu op de radio een pipo van de milieubeweging zeggen: ‘Airco’s zijn schadelijk voor het milieu.’ Alsof we het níet wisten.
Zo ver is het dus gekomen, dat iemand ons het evidente moet komen uitleggen. Had onze samenleving hier echt niet eerder kunnen ingrijpen? Hadden onze politici hier beter niet wat vooruitziender geweest? ‘Jamaar, hoe krijg ik dan mijn huis fris?’, vraagt de reporter van dienst aan de milieupipo. ‘U kunt zonnewering hangen. En overigens is een huis dat airco nodig heeft een huis dat slecht is gebouwd,’ oppert de milieupipo gevat. ‘Jamaar, kost dat dan niet meer?’ Het inlevingsvermogen van die reporter, een vrouw, met de in zijn portemonnee getaste burger-consument is eindeloos.
Kijk, ik vind, echt waar, dat journalisten niet dom mogen zijn. En dat ze als ze slim zijn, wat nog wel eens voorkomt, niet moeten proberen om de domheid van de mensen te weerspiegelen. Betere, en daarom nog niet betuttelende, vragen waren in dit geval geweest: ‘Wellicht vergeten mensen dat er nog andere mogelijkheden bestaan om een huis fris te houden?’, ‘Hoe komt het dat huizen tegenwoordig niet fris zijn?’ en ‘Is een airco werkelijk een goedkopere oplossing?’
Dan was die milieupipo niet onmiddellijk in de rol van consumentonvriendelijke boeman geduwd. ‘Van die groene jongens moeten we in de zomer nu ook al puffen en zweten’: ik hoor het ‘de mensen’ al zeggen. Maar helaas, ik vrees dat in bepaalde situaties de mensheid op haar domheid en kortzichtigheid zal moeten gewezen worden; dat lijkt me hoe langer hoe onvermijdelijker. En evenzeer helaas: ik vrees dat die vrees geen zoden aan de dijk zal leggen.