Gezien op tv (de VPRO op Nederland 3): twee portretten van kunstenaars, dat wil zeggen lieden die waarlijk creatief zijn, die dingen zien en maken waar ik nog in geen honderd jaar op zou komen omdat ik met een soort paardenbril rondloop, blijkbaar – om maar eens een negatieve definitie van kunstenaarschap te hanteren. Het ging om Pieter Laurens Mol, een soort van Nederlandse Panamarenko die zich bezighoudt met die onuitputtelijke poëzie van het onbereikbare zich-onttrekken-aan-de-zwaartekracht, en Christian Perry, een grimmige kunstenaar uit Engeland die zijn creativiteit ook in het sociale domein botviert door graag op openbare gelegenheden zijn opwachting te maken als travestiet. Maar hij maakt toch vooral op het eerste gezicht lieflijke objecten zoals potten, waarop hij dan heel erg onvriendelijke boodschappen en tekeningen plaatst. En wat wou ik daar nu over zeggen. Nouja, dat ik het gezien heb, en dat ik bij dit soort portretten meer dan van de biografische feitelijkheden geniet van de manier waarop het idee creativiteit op zich wordt in beeld gebracht. Daar gaat het uiteindelijk over, niet over de concrete invulling ervan: de bezieling, de missie, de energie...