Wat mooi, die stralende ogen onder dat hippe laurierkransje en boven dat hemelsblauw van de Belgische wielertrui. Axel Merckx stuurt, wanneer hij als derde – tegen een superieure Bettini viel echt niet méér uit de brand te slepen – zichzelf over de streep sleurt, een glunderende blik naar zijn vader in de commentaarbox: nu is eens en voorgoed dat loden gewicht van zijn familienaam afgeworpen. Op bijzonder mooie wijze, en uiteraard met de volle instemming van de vader, wordt hier een symbolische vadermoord voltrokken. Wat mooi ook hoe hij zijn beperkingen juist blijkt te hebben ingeschat en derhalve heeft aanvaard dat zijn ambitie een andere moet zijn dan het zijn ongenaakbare vader naar de kroon steken; dat zijn enige juiste ambitie kan zijn: het hoogste halen wat hij op basis van zijn talent kán halen. En dat is wellicht wat Axel Merckx, bronzen-medaillewinnaar op de Olympische Spelen, heeft gedaan. Met inzet van al zijn talent, kracht, doorzettingsvermogen en psychologische sterkte. Want dat hij aan zijn profcarrière is begonnen met een zware handicap – de zoon te zijn van… –, daarover kan geen twijfel bestaan. Zie hem daar staan, die boomlange jongeman, eindelijk op en top Axel, en weer wat minder Merckx. Zie hem daar boomlang staan naast die andere kampioen, de enkel van gestalte kleine maar o zo grote kampioen, nu ook Olympisch kampioen, Bettini. Hij staat twee trapjes lager op het podium maar torent toch nog een beetje boven hem uit. Bettini is beter, dat is zeker, maar Axel heeft op basis van wat hij heeft meegekregen misschien meer bereikt.