Vanaf kilometer tien, in Oostkerke, begin ik al te zweten. Ik doe weer twee keer na-een de Krinkeldijk. Het is opletten geblazen voor de leeglopende voorband, daarom heb ik een fietspomp meegenomen. Bij de tweede doortocht aan het plakkaat over ‘Indijking en afwatering’, een instructief bord met wetenswaardigheden over de inpoldering alhier vanaf de eerste helft van de twaalfde eeuw, is het zover: er mag een streepje lucht bij. Terwijl ik pomp, veertig keer, gutst het zweet van mijn aangezicht. Ik maak van de gelegenheid gebruik om eindelijk ook eens dat leerzame bord te lezen. In het kanaal is, ter hoogte van de Oostkerke-brug, een graafmachine bezig vanaf een drijvend pont. Dat ziet er een beetje luguber uit: wat komt daar misschien naar boven. In Damme is opnieuw een boekenmarkt aan de gang; ik ga eens kijken of mijn Leuvense ramsjboer er is. Maar dat is ie niet.