Samen met D, die in een gele trui rijdt, wat als vanzelf wat palavers over Armstrong oproept – en ik ben dan natuurlijk de rebelse spijtoptant Simeoni, wiens eer gekrenkt is. We rijden over de ‘Oedelem-berg’ genaamde conditiemeter (als je voor de top onder de dertig gaat, kun je best nog wat bijtrainen). Sinds de kasseien er herlegd zijn is het er een stuk minder lastig – en toch ga ik in het rood. Oostveld, Sint-Joris, Maria-Aalter, Het Aanwijs, Hertsberge, Ruddervoorde, Loppem: het is een hele tijd geleden dat ik nog die kanten opgefietst ben. We rijden stevig door, 34, 36; elk om beurt op kop. Er wordt weinig gezegd. Ik zie de zweetvlek op de gele rug voor mij aangroeien. De middag nadert, de lucht wordt alweer schriel. Ik voel een hoofdpijn de kop op – of in – steken en verlang hevig naar een douche en fris fruitsap.