Opnieuw met D, opnieuw voor het te heet wordt. D heeft redelijk goed nieuws over zijn brandverzekering, en hij weet ook te melden dat T het beter maakt. Overigens, D rijdt in het grijs vandaag. Tussen de Blauwe Zaal en Damme zie ik twee blauwe reigers ruzie maken. We rijden tweemaal het rondje tussen Oostkerke en Hoeke, over de eeuwenoude Krinkeldijk en langs de Damse Vaart, waar we vaart moeten minder voor de door de Dienst Toerisme betaalde schaapherder. Met een Rodania-imitatie schrik ik een landbouwer in z’n schuur op. (Vroeger reed tijdens kermiskoersen een wagen van het uurwerkmerk Rodania voor het wielerpeloton uit. De luidspreker braakte voortdurend met een scherpe, nasale stem: ‘Rodania-Rodania…’ Op zich was dat behoorlijk saai en weinig inventief, maar het stroboscopisch effect, de vervorming die optreedt wanneer een geluidsbron voorbijrijdt, vergrootte dit banale gegeven uit tot mythische proporties: ‘roddâNIAAAââaa-roddâNIAAAââaa…’, in die mate zelfs dat ik bij het horen of lezen van dat woord telkens opnieuw de geur van massageolie opsnuif en het geluid waarneem van perfect afgestelde radertjes, twee sensaties die onlosmakelijk verbonden blijven met de notie ‘peloton’, de verzamelnaam voor de school van gebalde snelheid en energie die, meestal door een euvele ontsnapper voorafgegaan, enkele seconden na de reclamewagen voorbijzoefde. Het past bij deze uitweiding om de stroboscopische sensatie te vermelden van het zelf, enigszins miscasted, met de fiets tussen twee hagen van achter nadarafsluitingen opgestelde wielersupporters over de streep van een lokale wielerwedstrijd rijden: de geur van stokvis, hotdogs, verschaald bier…, en de omroeper die net bezig is met het voorlezen van het lijstje sponsors die de premies voor de volgende doortocht hebben gefinancierd.) Ro-da-ni-âââaaaa… De boer in zijn schuur kijkt op en stuurt een blik met iets van minachting in naar de twee steedse volwassenen die ’s voormiddags op een doodgewone werkdag de luxe genieten van het in leegte rondpeddelen. Ja, de verhoudingen tussen stad en platteland…! Ik herinner mij hoe ik als kind op de fiets ook de reflex had om boeren op de een of andere jolige manier te groeten. Ik herinner mij evenwel niet ooit daarop een negatieve reactie te hebben gekregen. Ik was een kind toen, dat wel, en begroette – al besefte ik dat toen zeker niet met zoveel woorden – in de landbouwer die op zijn veld geplant stond een soort van primitieve aardse (chtonische!) gebondenheid, een viering van oeroude elementen (lucht, water etc…) die ik als jongen-uit-een-verkaveling nog net wist te herkennen en te waarderen… Vandaag lijkt de tertiaire sector mij veel verzuurder dan destijds. Ja, er bestaat zelfs een ronduit gespannen verhouding tussen in kleurige pakjes rondfietsende kaderleden en ambtenaren, en de wroetende en zwetende boer die maar al te graag met zijn veel breder dan vroeger uitvallende tractor die wielertoeristjes de berm in drumt. (Tussen haakjes: wat ben ik blij het woord chtonisch eens te kunnen gebruiken! Ik herinner mij dat FB het destijds te pas en te onpas in zijn teksten dropte, en dat ik toen de betekenis moest opzoeken om te begrijpen wat hij ermee bedoelde want uit de context kon ik het niet opmaken. Nu kan ik ook eens chtonisch schrijven! Heerlijk!)
Ach, dat voorbijzoevende peloton, de geur van olie, de radertjes… Ik sta opnieuw als kind aan de hand van mijn grootvader, helaas in een binnenbocht van het parcours in Maastricht, ergens op een plaats waar de massasprint van de Tour-etappe (editie 1967 of 1968) al op gang was getrokken. We wachtten daar al een uur in de hitte op iets wat ik mij nooit zo monsterachtig groot en snel en geurig en luidruchtig had kunnen voorstellen. De intensiteit van de herinnering die ik eraan heb overgehouden is omgekeerd evenredig met de snelheid waarmee het allemaal voorbij was: een zucht, een windstoot, een vluchtig parfum… En: de waarneming van iets geels, een gele schicht, de leider in het klassement die toevallig aan mijn kant van het peloton door die akelig snelle binnenbocht gierde. Zo, was het dat maar? Ja, dat was het. We keerden terug naar de bloedhete Volkswagen Kever en vatten de terugtocht aan naar het nabije Stokkem waar ik een week of twee ‘op vakantie’ was bij mijn – toen allebei nog levende - grootouders.