woensdag 22 juli 2020

wolken 3727-3739


wolkenfragmenten uit Cees Nooteboom, Berlijn



3727

Dem Geier gleich / Der auf schweren Morgenwolken / Mit sanftem Fittich ruhend / Nach Beute schaut, / Schwebe mein Lied. (Nooteboom citeert Goethe; 70)



3728

Was het zo dat oneindige trappenreeksen en wolkenkrabbers je verkleinen, terwijl beelden je juist vergroten, omdat ze de platonische mogelijkheid voorstellen dat je zelf zo groot zou kunnen zijn? (137)



3729

Hij loopt nog door de grazige weiden van de Englische Garten, ziet de bomen in de laatste brand van de herfst, voert de zwanen, ligt in het gras en ziet de wolken die naar de Alpen trekken. (163)



3730

Verder niets, grauwe wolken, kale bomen, de bankgeheimen van de ziel, bedenksels. (174)



3731

Wat ik denk dat nevels zijn blijken eigenlijk gewone wolken, soms zijn ze er en dan weer niet, de bomen druipen, er is geen mens te zien. (218)



3732

De wolken werden gewone regen, maar daarna begon de weg opnieuw te stijgen, en ten slotte kwam ik weer op dezelfde hoogte terecht, maar nu aan de andere kant van de afgrond. In de wolk die het hotel omringde zag ik twee westelijke auto’s en twee Trabi’s, er moest dus nog plaats zijn. (220)



3733

Voor ik naar bed ga kijk ik nog even naar buiten maar er is niets meer te zien, ik woon in een wolk, nevelheem, Niflheim, de camouflagekleding van de Germaanse mythologie, of, zoals Gottfried Benn het zegt: ‘Eeuwig en altijd wasemslierten en nevelflarden en de behoefte aan berenhuiden van de “oude heerlijke Germanen”, zoals ze nu eenmaal in de radio-uitzendingen [in de nazitijd, CN] genoemd worden. (221)



3734

IJzeren wolken, af en toe een bui, opklaringen die het groen schel bijverven, het weer zet de toon voor mijn reisdoel, de Kyffhäuser, een landschap van bergen, waarin volgens de sage ergens in een grot de rusteloze geest van keizer Barbarossa op de Duitse Eenheid wacht. (226)



3735

De wolken die hoog overvaren zien er gevaarlijk uit, er komt onweer. (289)



3736

Leeg is het, grote grauwe wolkenformaties lijken alle kanten op te trekken, maar af en toe is er plotseling een wak in al dat duister, dan licht het landschap vreemd op in een koperen of zinken gloed. (306)



3737

‘Eine Generation, die noch mit der Pferdebahn zur Schule gefahren war, stand unter freiem Himmel in einer Landschaft, in der nichts unverändert geblieben war als die Wolken und unter ihnen, in einem Kraftfeld zerstörender Ströme und Explosionen, der winzige, gebrechliche Menschenkörper.’ (Nooteboom citeert Agamben, die Benjamin citeert; 359)



3738

Twee huizen, bomen daarachter, een blauwe lucht met wat lichte wolken en misschien wel een vlucht vogels (…) (363)



3739

Haar boek heet in het Nederlands Wolken boven Berlijn (…). In het Engels heet haar boek Book of Clouds (…). (410-411)