donderdag 16 juli 2020

scherf 37

Dan nog liever een robot

 

Af en toe duikt hij op, als een mol uit een molsgat, of als een geut water die uit de doucheafvoer opborrelt als je in een gammele badkamer de wc ernaast doortrekt. Chris Van den Abeele. Je herkent hem aan zijn uit de duizenden te herkennen stem, en voor het geval je er toch nog aan zou twijfelen, zegt hij het voor alle zekerheid toch nog maar eens zelf: ‘Ik ben Chris Van den Abeele,’ zegt hij, ‘met wat nieuws.’ Het voordeel is dat je de tijd krijgt om de knop om te draaien en zeker bent daardoor veel ergernis te ontlopen.

 

Niet met ‘het nieuws’, neen, met ‘wat nieuws’.

 

Kijk, nu kan ik in journalistiek opzicht veel eigenzinnigheid velen en sta ik open voor elke poging om niet in Oostbloksaaiheid of Noord-Koreaanse hysterie te vervallen, maar wat ik niet verdraag is dat een journalist zijn eigen taak wéglacht. Natuurlijk is het niet mogelijk om in het korte bestek van de twee of drie minuten dat een laatavond- of nachtelijk nieuwsbulletin op de radio mag duren een volledig overzicht van het wereldnieuws op te dissen, maar dat betekent nog niet dat je het moet wegrelativeren met dat hautaine wat, waarmee je meteen ook lijkt te insinueren dat je zélf een selectie hebt gemaakt, dat je dus als individu vóór dat bulletin gaat staan – voor zover je dat al niet hebt gedaan door te zeggen: ‘Ik ben Chris Van den Abeele’. De collega’s van CVdA, overigens, zeggen met. Bijvoorbeeld: ‘Dit is het nieuws met Marieke Van Cauwenberghe’ of ‘Dit is het nieuws met Charlotte Crul’ – ik vermoed trouwens dat dat de richtlijn is: met. De rol van de nieuwslezer is dienend. Hij moet niet tussen luisteraar en nieuws gaan staan. Niet vóór het nieuws maar erachter. Niet in het licht paraderen maar in de schaduw blijven. Hij hoort een stem te zijn, geen persoontje.

 

Zo’n kort nieuwsbulletin is per definitie onvolledig. Daar gaat het niet over. Maar je mag wel verwachten dat het zo volledig en objectief mogelijk de belangrijkste gebeurtenissen van de dag opsomt. De persoon die het voorleest, leent daaraan zijn duidelijke stem en zorgvuldige en neutrale voordracht. Naarmate hij mede dat overzicht samenstelt, moet hij ook daarin objectiviteit en volledigheid nastreven, ook al zijn beide per definitie onmogelijk. In zekere zin dient hij als persoon onzichtbaar, onhoorbaar te zijn. Hij moet een Gustave Flaubert zijn in zijn werk. Of, om het bij de nieuwslezers te houden, een Fred Emmer. (Fred Emmer was vele jaren lang het schermgezicht van de NOS-journaals. Hij blonk uit in droogte en saaiheid. Ik dis hem hier met een flinke knipoog als voorbeeld op, voor de duidelijkheid als het ware.)

 

Maar ik had het over Chris Van den Abeele. Op de een of andere manier is deze man vooral erg laat op zaterdag- en zondagavond te horen. Als je dan, op een onchristelijk uur, nog eens snel wilt vernemen of er die dag iets belangrijks gebeurd is, dan ben je op CVdA aangewezen. Geen goed idee. Onze Chris bestaat het niet alleen om voor zijn overzicht te gaan staan, hij voegt er ook nog grapjes aan toe, goednieuwsberichtjes, een eigenzinnige toets, quoi. Voor een van zijn grapjes heeft hij ooit eens een blaam gekregen. (Ik doe de moeite niet op te zoeken waarover het alweer ging, ik vind de gedachte alleen al dat een nieuwslezer grappen maakt onverdraaglijk.)

 

En alsof dat alles nog niet genoeg is, vindt onze Chris het nodig om zijn voorlezen op een volstrekt eigen manier te doen: hij legt klemtonen, laat stiltes vallen, voegt improviserend woorden toe, eigen meninkjes, een persoonlijke toets. Onze Chris vindt zichzelf kennelijk wel heel erg belangrijk. Maar neen, Chris, je bent een aanfluiting van het journalistieke metier. Dat je vaak stottert en woorden verhaspelt en fout uitspreekt, we zullen er maar niet over zeuren. Iedereen struikelt wel eens over een lettergreep – hoewel, als je zo’n eigendunk hebt, moet je wat dat betreft toch ook niet op al te veel clementie rekenen. Het argument (in een recent radiogesprekje) dat dit gehakkel van de nieuwslezer een ‘mens’ maakt, en dat de nachtelijke luisteraar een ‘gezel’ nodig heeft, kan mij niet overtuigen. Het enige positieve dat ik ervan kan zeggen, is dat CVdA met zijn eigenzinnige frasering zeer handig een uitweg heeft gevonden voor zijn verbale onvermogen: het klinkt bedachtzaam maar het is in feite niet meer dan tráág spreken, zoals een kind dat bij het lezen elke lettergreep benadrukt om zo min mogelijk over zijn eigen woorden te struikelen. Maar het helpt niet. Je kunt er donder op zeggen dat CVdA in elk bulletin minstens één keer een woord verhakkelt of verkeerd uitspreekt, erover struikelt of stottert. En ik heb de indruk dat het hoe later op de avond en verder in de nacht alleen maar erger wordt. Waarbij ik de tweede, onbehaaglijke, indruk krijg dat de man zich wanneer nagenoeg iedereen aan het pitten is onbewaakt voelt.

 

Dat radiogesprekje waarover ik het had vormde de aanleiding voor deze lang ingehouden oprisping. De druppel die, jawel, de emmer deed overlopen. CVdA mocht zijn licht laten schijnen over het nieuws dat er in Nederland wordt geëxperimenteerd met nieuwslezende robots. Zelf vind ik dat uiteraard geen goed idee, maar als het er toch van komt – en het zál er van komen want alles wat mogelijk is gebeurt –, weet ik al zeer goed wie als eerste voor vervanging in aanmerking komt.




 

200711