dinsdag 7 juli 2020

scherf 29

Lage zon


Ik zou het meer moeten doen, denk ik iedere keer dat ik er van thuiskom. Meer nog: ik zou het élke dag moeten doen, zoveel deugd ik ervan heb.

Om half zeven hangt de zon al een eind boven de horizon, maar toch nog in die mate laag dat de schaduw van een fietsende man een heel eind voor me uit op de vers geschoren wegberm wordt geprojecteerd. Op de stammen van de populieren aan weerszijden van het kanaal ligt een rossige schijn. Boven het water vliegt en zwenkt en zwalpt een visdief heen en weer, van de ene oever naar de andere, een eind voor mij uit. Vier keer zie ik hoe hij zich op, of zelfs een eindje in het water liet vallen, om dan onmiddellijk, met achterlating van uitdijende golfkringen, zijn jacht richting Oostende voort te zetten. Ik weet niet of hij beet heeft, ik denk het niet. Een aalscholver, een duiker nochtans, neemt een bad. Druppels in tegenlicht. Aan Nieuwege keer ik terug, door de Meetkerkse Polder. Nu komt de ornitholoog in mij pas goed aan zijn trekken. Allerlei bij mijn nadering opvliegend klein bruin gevogelte in de rietkragen langs de weg. Een kraaiachtige die achter een roofvogel aanzit. Een groene specht verraadt zich met zijn alarmkreet, je vraagt je af waar zo’n alarmkreet dan voor dient. Een vlucht spreeuwen, opvallend synchroon in het opvliegen. Een kievit, ook al zo’n buitelaar. Houtduiven, soezend in de eerste warmte bovenop de elektriciteitskabels tussen de elektriciteitspalen, altijd in koppel. Net als de kraaien: nooit alleen.

Op de aardappelakker, met uitgestrekte sproeiarmen vordert een tractor. Ik weet het, coloradokevers vreten anders alles kaal, maar verraadt het vroege uur hier niet een zekere gêne bij de boer? Wijst dit ontiegelijke uur niet op iets illegaals?

Beesten genoeg anders. Twee poezen op straat: de eerste vlucht en springt hoogst elegant over de beek het maïsveld in; de tweede blijft zitten waar ze zat maar neemt wel de bekende laagbijdegrondse verdedigingshouding aan. En hazen, wel vier. Eentje hoort of ziet mij pas laat aankomen en vlucht, net als die kat, ook met een sprong de akker in. Dit keer is het een korenakker, en dat vluchten gaat dus niet vanzelf, het vergt aanhoudend hoge sprongen over de halmen heen. Een egel ligt op de weg, morsdood. Koeien grazen tegenlicht van mals gras.

Opnieuw aan het kanaal. Een blauwe reiger vliegt op voor de Scheldestroom. De Scheldestroom is een aak die komt aanvaren.

En dan ben ik vast nog wel het een en ander vergeten. Ik begin fris en monter aan mijn werkdag.

 

200707