vrijdag 10 juli 2020

scherf 32

Plagiaat

Christo

Fillet

Gideon Kiefer


Gilbert D. post op Facebook een tekening van Christo, zonder erbij te vertellen dat ze van Christo is. Bustes op sokkels, ingepakt uiteraard. Gert D. wil weten van wie het werk is. Het doet hem denken aan een bepaalde kunstenaar van bij ons. ‘Ik ben verrast,’ schrijft hij. ‘Nogal wat maniërismen uit dit werk vind ik consequent terug in het werk van een Vlaams beeldend kunstenaar.’ Iemand gokt op Paul Delvaux. Ik waag een gok op Koen Fillet. Gert D.: ‘Oh nee, niet Koen. Maar het was in het geheel niet de bedoeling er een quiz van te maken of iemand in diskrediet proberen te brengen. Het frappeerde me, omdat ik het op het eerste gezicht meteen aan iemand anders toeschreef.’ Daarna ik weer: ‘Wellicht kan het niet meer anders, die (on)bedoelde associaties. Er zijn meer kunstenaars dan beeldvocabulaires.’ Waarna we ons even in de chathoek terugtrekken. D.: ‘Ik doelde op Gideon Kiefer. de (faux-)hulplijnen, de drapering, de handgeschreven tekst, de kleefband, het coloriet... Ik dacht dat het van hem was.’ Ik googel natuurlijk meteen die Kiefer op, niet Anselm maar Gideon dus, hij was me niet bekend. En inderdaad: de vormentaal is verwant. ‘Opmerkelijk. Ik vind het ook interessant. Dat van de aantallen kunstenaars en vocabulaires. Het onvermijdelijke plagiëren op den duur. Bewust of onbewust... Je ziet het ook in vlagen opduiken. In de trant van Tuymans, in de trant van zus en zo... Oorspronkelijkheid hoeft voor mijn part niet, maar het eerlijke citeren en bronvermelden wel!’ En zo hebben vijf minuutjes surfen over de contingenties van Facebook mij toch weer een interessant inzicht opgeleverd over kunst, originaliteit, citeren, inhoud en vorm, stijl. Het gaat in de kunst, in de literatuur, niet om de inhoud, de boodschap, het verhaal. Alle verhalen zijn verteld. Het gaat om de vorm, de manier waarop, de stijl. Enkel daarin kan de kunstenaar nog oorspronkelijk zijn en zijn ambitie rechtvaardigen.

 

Maar zoals dat gaat met Facebook-scherven: ze passeren en je bent ze onmiddellijk weer kwijt. Het scheelde geen haar of ik zou nooit meer hebben teruggedacht aan iets wat ik nochtans inspirerend had gevonden. Tot ik, later op dezelfde dag, in Het land van de handen las wat Luuk Gruwez over originaliteit en plagiaat te melden heeft: ‘als je het een beetje ruim, een beetje rekkelijk ziet, is natuurlijk alles plagiaat.’ Dat kan moeilijk anders want het arsenaal is gelimiteerd: ‘Wij mensen lijken in grote trekken op elkaar. (…) er is te weinig over waarin wij kunnen excelleren. Misschien kunnen wij ons alleen maar profileren door in de luttele, eigenzinnige details die ons resten, voortreffelijk te zijn. Of dat althans te proberen. Voor de hoofdzaken komen wij te laat.’ Ja, ‘Voortreffelijkheid!’, uitroepteken. 

 

200615

 

Luuk Gruwez, Het land van de handen, 2020