woensdag 1 juli 2020

scherf 27

Onvermijdelijk onvolledig

Mijn relatie tot het werk, en vooral de werkwijze, van Georges Perec is dubbel. Althans tot het werk voor zover ik het ken want ik heb zeker niet alles van hem gelezen. Een artikel in De Groene Amsterdammer helpt me om klaarder te zien in die dubbelheid.
 
‘Het leven een puzzel’ luidt de titel van dat artikel. Het maakt duidelijk dat de speelse Franse schrijver zijn schrijven vooral zag als de vormgeving van zijn verlangen om het overzicht over zijn leven te bewaren. Op verschillende manieren veraanschouwelijkte Perec dat verlangen. De opsomming, de rangschikking en de puzzel waren de belangrijkste procedés. Sommige boeken van hem bestaan uit niets anders dan opsommingen (tegenwoordig zegt men in het steenkolenvlaams van de ambtenaar en de manager vaak ‘oplijstingen’) van, bijvoorbeeld, losstaande herinneringen (Ik herinner mij), dromen (De duistere winkel), de voorwerpen op zijn schrijftafel en recepten (Penser/Classer), de inboedels van de kamers van een Parijs’ appartementsgebouw (Het leven een gebruiksaanwijzing), de uitputtende beschrijving van wat er te zien valt van op een bank op de Place Saint-Sulpice in Parijs (Poging tot uitputtende beschrijving van een plek in Parijs)… Razend interessant, niet alleen door de irrelevantie van de behandelde onderwerpen, maar ook door de onvermijdelijke vaststelling dat uitputtende beschrijvingen onmogelijk zijn. Maar uiteraard konden die opsommingen nooit volledig zijn. En daar was het Perec nu net om te doen. En toch deed hij het. Umsonst, trotzdem, zoals Jan Wauters zei. En in dat tragikomische van dat desalniettemin schuilt de hele pereciaanse esthetiek.

Het spreekt mij aan want ik kan dat verlangen naar overzicht navoelen. Voor mij is dat een existentiële kwestie. Mijn persoonlijkheid is door dat verlangen naar overzicht, en door het besef dat de breuk nooit meer te lijmen valt, ten gronde bepaald. Elke zelfomschrijving moet met dat verlangen en dat besef beginnen. En door dat desalniettemin. In die zin heb ik een verhouding met het werk van Georges Perec. Maar die verhouding is dubbel, dat zei ik al. Hoe aantrekkelijk ook het uitgangspunt, het leidt altijd tot iets onvruchtbaars, iets dors – mijn dorst wordt niet gelest bij het lezen van x aantal gerechten, x aantal dromen, x aantal herinneringen. Waarom die herinneringen, en niet andere? Wat zijn de selectiecriteria? Wat wil Perec au fond zeggen? Zitten we hier niet te staren naar de beheptheden van wat we nu een autistisch persoon zouden noemen?

De puzzel is een van de andere procedés waarop Perec zijn oeuvre heeft gebouwd. Het duidelijkst zichtbaar is het aanwezig in zijn lijvige Vie mode d’emploi, waarvan het verhaal – bij Perec een weinigzeggende notie – gericht is op het verzamelen van alle stukken van een te leggen jigsawpuzzel. Uiteraard ontbreekt het laatste stuk. Ook hier dus: het onvolledige, het onaffe – en het besef dat precies daarin het interessante van de puzzel gelegen is. En inderdaad, wat is oninteressanter, saaier, zinlediger dan een afgewerkte puzzel. Hoe ijdel, in alle betekenissen van dat woord, de ingelijste puzzel van 1000 stukken aan een wand.

Het artikel in De Groene eindigt met de vaststelling dat Perec altijd lachte. Dat hij altijd vriendelijk was. Ik zie de portretfoto’s ook altijd met mijn geestesoog wanneer ik aan hem moet denken – en dat gebeurt vaak: de rokende, glimlachende krullebol. En ja, misschien is dat ook wel essentieel: dat we hier te maken hebben met een vriendelijke mens, iemand die, ondanks de oorlog en de Holocaust die hem zijn ouders ontnamen, met vreugde tegen het – in zijn geval erg korte (1936-1982), met zware filterloze Franse sigaretten weggeblazen – leven aankeek.


Daan Schneider, ‘Het leven een puzzel’, in De Groene Amsterdammer van 7 augustus 2017

200607