scherf 34
Ik had nog nooit van hem gehoord. Daar is nu dus verandering
in gekomen, door het lezen van een boekje waarin de Franse successchrijver Philippe Claudel enkele anekdotes uit
zijn jonge leven spiegelt aan de beschrijving van enkele schilderijen van
Friant. De meeste van de vermelde schilderijen staan in het boekje
gereproduceerd. Daardoor krijgen ze het statuut van illustratie – wat
natuurlijk gek is want Claudels herinneringen dateren van na de tijd waarin de
schilderijen tot stand zijn gekomen. Het is alsof Claudel zijn eigen biografie
kneedt naar de Friantese (Frianteske?, Friantiaanse?) iconografie, voorwaar een
subtiel spelletje met de chronologie – een poging om de genadeloos
voortschrijdende tijd een hak te zetten? Het effect van temporele verwarring
wordt nog vergroot doordat Claudel zijn grootmoeder in zijn verhaal betrekt, en
ook van haar verre herinneringen erin opneemt. Daardoor lijkt het alsof
Philippe Claudel zijn eigen jeugd situeert in de laatste decennia van de
negentiende en de eerste decennia van de twintigste eeuw, waardoor wij dan weer
de indruk krijgen dat de reproducties van de schilderijen van Friant
illustraties zijn daarbij. Hoogst bevreemdend komt dan ook het plotselinge en
onverwachte vermelden aan van musici als Dave,
Claude François en Michel Delpech.
Ik kan niet anders dan me voorstellen dat precies deze
spelletjes met tijd en chronologie de kern zijn waar Tot ziens, meneer Friant om draait. Deze (auto)biografische novelle
over een – niet toevallig ongetwijfeld – anachronistische schilder is een
onderzoek naar het wezen van de nostalgie.
La discussion politique (1889). |
200620
Philippe Claudel, Tot
ziens, meneer Friant, 2006 (vertaling 2010 Katelijne De Vuyst)