dinsdag 14 juli 2020

Philippe Claudel, Tot ziens, meneer Friant

scherf 34

Émile Friant was een kunstschilder, geboren 1863 in de op dat ogenblik Franse Moezelstreek. Na de oorlog van 1870 wordt dat gebied geannexeerd door Duitsland. Het gezin Friant vlucht naar Nancy. Het talent van Émile wordt snel opgemerkt. Hij mag les volgen in de École des Beaux-Arts, bij de in romantische trant schilderende Théodore Devilly, een vriend van Eugène Delacroix. Nog voor zijn twintigste belandt Émile Friant in Parijs en oogst er erkenning in de vorm van tentoonstellingen, prijzen, mecenaten en bestellingen. Maar hij blijft steken in het naturalistische academisme van zijn vorming. Verder dan een impressionistische toets in de achtergrond van zijn taferelen en portretten waagt hij zich niet. Op die manier mist Friant de aansluiting met de – minder populaire – moderne stromingen in de schilderkunst. Émile Friant sterft in 1932.

Ik had nog nooit van hem gehoord. Daar is nu dus verandering in gekomen, door het lezen van een boekje waarin de Franse successchrijver Philippe Claudel enkele anekdotes uit zijn jonge leven spiegelt aan de beschrijving van enkele schilderijen van Friant. De meeste van de vermelde schilderijen staan in het boekje gereproduceerd. Daardoor krijgen ze het statuut van illustratie – wat natuurlijk gek is want Claudels herinneringen dateren van na de tijd waarin de schilderijen tot stand zijn gekomen. Het is alsof Claudel zijn eigen biografie kneedt naar de Friantese (Frianteske?, Friantiaanse?) iconografie, voorwaar een subtiel spelletje met de chronologie – een poging om de genadeloos voortschrijdende tijd een hak te zetten? Het effect van temporele verwarring wordt nog vergroot doordat Claudel zijn grootmoeder in zijn verhaal betrekt, en ook van haar verre herinneringen erin opneemt. Daardoor lijkt het alsof Philippe Claudel zijn eigen jeugd situeert in de laatste decennia van de negentiende en de eerste decennia van de twintigste eeuw, waardoor wij dan weer de indruk krijgen dat de reproducties van de schilderijen van Friant illustraties zijn daarbij. Hoogst bevreemdend komt dan ook het plotselinge en onverwachte vermelden aan van musici als Dave, Claude François en Michel Delpech.

Ik kan niet anders dan me voorstellen dat precies deze spelletjes met tijd en chronologie de kern zijn waar Tot ziens, meneer Friant om draait. Deze (auto)biografische novelle over een – niet toevallig ongetwijfeld – anachronistische schilder is een onderzoek naar het wezen van de nostalgie.

La discussion politique (1889).

200620

Philippe Claudel, Tot ziens, meneer Friant, 2006 (vertaling 2010 Katelijne De Vuyst)