vrijdag 24 juli 2020

scherf 42

In het eerste hoofdstuk van de nieuwe roman van Richard Powers, Tot in de hemel, zien we hoe vier opeenvolgende mannelijke telgen van de pioniersfamilie Hoel het op het eind van de negentiende eeuw genomen initiatief van hun voorvader voortzetten om elke 21ste van de maand vanop precies hetzelfde standpunt een foto te maken van de kastanjeboom bij hun zeer afgelegen boerderij. De verandering is nauwelijks merkbaar, alle foto’s lijken op elkaar. Maar wanneer je de afdrukken door je vingers laat ‘flippen’, ontrolt zich een film waarop wel degelijk te zien is hoe de boom in de loop van 120 jaar groeit en verandert.

Een goed idee van die stamvader! En consequent volgehouden, zij het toch wel met een mengeling van respect en verwondering en twijfel over waar dit nu goed voor zou kunnen zijn, door zijn afstammelingen!

Welnu, origineel zal het idee wel niet geweest zijn. Er moeten nog van die volstrekt nutteloze, obstinaat volgehouden, onzinnige fotoprojecten zijn geweest. Ik kan er van meespreken want ik heb het voorbije jaar precies hetzelfde gedaan, of toch iets gelijkaardigs. Van de enige op de dichtstbije oever van het Stil Ende staande boom die ik vanop mijn terras aan de achterzijde van mijn appartement kan zien, heb ik tussen het begin van de zomer van 2019 en het begin van de zomer van 2020 een tweehonderdtal zo goed als identiek gekadreerde foto’s gemaakt, Groei heb ik niet kunnen vatten, toch geen merkbare groei, wel de verandering die de linde doormaakt in de loop van de vier seizoenen: met en zonder en weer met wisselend gekleurd bladerdek. Ik maakte de foto’s in alle mogelijke weersomstandigheden en op alle tijdstippen van de dag en de nacht.

Powers laat de vierde van de Hoels, Nicholas, tot het besef komen dat een dergelijk project hem ‘een andere kijk op de dingen’ (31) oplevert. Ik kan dat bevestigen. Elke dag of om de paar dagen eenzelfde boom observeren, leidt wel tot een ander tijdsbesef. Niet dat ik dat besef de hele dag kan aanhouden – die boom blijft per slot van rekening maar een perifeer item, hij staat niet naast mijn deur en ik eet of lees niet in zijn schaduw en mijn voorvaderen liggen er niet onder begraven, zoals in Tot in de hemel wel het geval is – maar toch, ondanks de wisselende luchten en kleuren en het veranderende licht en de jaarlijks terugkerende metamorfoses van het bladerdek, straalt de boom op de oever van het Stil Ende een vreemd soort van onverschillige, buiten de tijd, of toch buiten de ménsentijd staande continuïteit uit. En wat er ook is: door mijn aandacht, die ik met niemand anders hoefde te delen en die dus exclusief was, ontstond er iets als een band, waardoor wij, de boom en ik, telkens ik op mijn wandelingen onder zijn kruin door wandel, iets als een begroeting of toch minstens een herkenning, een onderlinge compliciteit uitwisselen.

Zie hier voor de volledige reeks op Instagram. Een chronologisch correcte lectuur van de reeks verloopt van links naar rechts opklimmend van onder naar boven.

Richard Powers, Tot in de hemel, 2018 (Nederlandse vertaling (2018): Jelle Noorman).




200723