Moeilijke tijden
Neem de hoofddoekenkwestie. Of nu dat gedoe met die standbeelden. Steeds vaker geraak ik er niet meer uit, stuit ik op de grenzen van mijn vermogen om mij een mening te vormen zonder in de afgrond van het polariserende denken te vallen. Ik ben voor, maar ook tegen. Ik voel dat ik geneigd ben tegen de stroom in te denken, maar ik ben te laf om politiek incorrect te zijn en conformeer mij aan de verwachtingen van ‘de linkse kerk’. En tegelijk gruwel ik van de arrogantie en zelfgenoegzaamheid en het gebrek aan solidariteit van rechts.
Maar ik eet nog altijd vlees, vooral op tijd en stond een malse biefstuk, saignant als het kan, en ook ham en droge worstjes. Of een lekker toebereid vleesbroodje.
De wereld gaat om zeep maar ik kan niet anders dan het zien gebeuren en ertoe bijdragen, zelfs als ik zo sober en bewust mogelijk leef. Ik kan het toch ook niet helpen dat ik hier en in deze tijd leef? Wat heb ik bijvoorbeeld in godsnaam met Leopold II te maken, behalve dat ik een deels door zijn kolonialisme en slavendrijverij veroorzaakte welvaart geniet? (In godsnaam? Neen, laat God hier maar buiten want hoeveel leed is er in Zijn naam al niet allemaal veroorzaakt.)
We zitten langs alle kanten gewrongen, we zitten met een slecht geweten. Natuurlijk moeten we die beelden niet slopen want wat zou er dan nog wel overeind mogen blijven staan? En natuurlijk mogen die meisjes en vrouwen voor mijn part een hoofddoek dragen. Wat kan het mij schelen. Ik hoop alleen dat ik nog mag hopen dat ze het zelf ook willen. En zolang ik het nog durf en mag zal ik verwachten dat ze hun gelaat en zeker hun ogen onbedekt laten want anders wordt een conversatie, een ontmoeting eventueel, helemaal onmogelijk. (Niet dat ik die meisjes en vrouwen wil ontmoeten, ik heb het over het contact tussen culturen.)
Neen, het zijn moeilijke tijden. We kunnen voor- noch achteruit. Soms bekruipt mij de behoefte onzichtbaar te zijn, mij minstens in zwijgen te hullen, er niet meer te zijn.
200611