woensdag 15 juli 2020

scherf 35

Waarnemingen

 

Opnieuw om half zeven op de fiets voor een korte ochtendrit: tot aan Nieuwege langs het kanaal en dan terug door de Meetkerkse Moeren waar de nevel die ik er tijdens de heenrit, toen nog aan de overkant van het kanaal, nog zag hangen tijdens het terugrijden al blijkt door de hoger klimmende zon te zijn wegverdampt.

 

Ik doe waarnemingen, ik neem voor waar aan.

 

Hoe de kwikstaart, een witte, zijn naam eer aandoet: hij kwikt met zijn staart – maar wat behelst dat kwikken dan? Het lijkt iets tussen een poging om een wankel evenwicht te bewaren en een uitdagend wenken in. Hoe de reiger over het rimpelloze water vliegt – zijn vleugeltoppen beroeren het oppervlak net niet, zodat hij zich erin kan blijven spiegelen. Hoe mijn nadering een honderdtal op een elektriciteitskabel rustende spreeuwen doet opvliegen – ik voel mij er warempel schuldig om: jullie hadden gerust kunnen blijven zitten. Idem voor de houtduiven die ik opschrik – ze strijken domweg een eind verderop op dezelfde kabel neer, zodat ze nog eens moeten opvliegen. Hoe een kekkende scholekster een rechte lijn trekt in de lucht en een groene specht – kluu-kluu-kluu – golvend wegvliegt. Hoe in een pas afgeschoren graanakker een troep ganzen van een mij onbekende soort zich te goed doet aan wat er tussen de stoppels is blijven liggen – zij sprokkelen vreedzaam samen met eveneens talrijke eenden en kraaien: de overvloed doet alle eventuele intersoortelijke spanningen vergeten. Hoe wat verderop op de landweg een meeuw zich te goed doet aan een aangereden rat – een lekkere brok moet het zijn want de nog in levende zijnde vliegt pas op het laatste moment verbolgen weg.

 

Een overvoede kat sleept zichzelf een maïsveld in en kijkt dan toch om met in haar blik het evolutionair uitgedunde restant van angst. Een haas, wel nog onderworpen aan de oerdrang niet daar te zijn waar ik ben, vlucht weg door de verse grashalmen van een frisse wei, een galop afwisselend met opmerkelijk langdurige zweefsprongen – het doet mij denken aan het hazenbeeld van Flanagan op het einde van de dijk achter het Zwin.

 

Mensen zie ik ook: grimmig uitgedoste speedpedelecers, ijlend naar hun kantoor in Brugge, en jonge blonde vrouwen op een met hulpmotor aangedreven ‘gewone’ elektrische fiets, wellicht op weg naar hun shift in het AZ. Ze denken niet, zo beeld ik me dan in, aan de talloze lichamen die ze vandaag zullen aanraken maar wellicht meteen al aan wat de pot vanavond schaft.