woensdag 20 september 2017

de zomer van 2017 – 38


De zomer van 2017 is afgelopen, dit is de laatste bijdrage tot deze rubriek. Morgen, of als ik morgen geen inspiratie heb, overmorgen, of de dag daarna, begin ik met ‘de herfst van 2017’. En dan volgt de winter, en dan weer een lente. Maar dit is de laatste dag, het laatste uur van de zomer van 2017. Hij begon mooi, die zomer, waarin liefde en vriendschap om voorrang streden, maar ook eenzaamheid en verdriet, en nostalgie ook, in de vorm van een verleden dat zich steeds nadrukkelijker aan mij opdringt: dozen met documenten, dagboeknotities, tekeningen die ik ooit maakte… Het was ook een zomer van verdriet omdat dit de zomer was waarin de merel verdween: ik heb inderdaad, sinds ik halfweg augustus ‘via de pers’ vernam dat een virus die vogelsoort te pakken heeft, niet één merel meer gehoord of gezien en god, wat heb ik ernaar uitgekeken! – vergeefs dus, er zijn geen merels meer, hier toch niet. Dat is een hoogst confronterende vaststelling. Het doet mij denken aan mensen die je elke dag in het station ziet en dan plots niet meer – maar zo gaat het niet natuurlijk, je merkt pas weken of maanden later dat je ze niet meer ziet. Wat is er met hen gebeurd? Ze zijn verhuisd, ze hebben een ander werk, ze zijn met pensioen, of ziek, of dood. En je hebt niet eens meteen hun verdwijning opgemerkt. Pas later deed je dat, en je beseft meteen dat je van vele anderen die verdwijnen nooit hun verdwijnen zult opmerken. Zo is het ook met de merel gegaan: hij is verdwenen, ik had het eerst niet gemerkt, en dan wel natuurlijk, omdat ik over zijn verdwijning gelezen had. Wat zegt dat over mij? Wat zegt dat over hoe ik ooit zal verdwijnen? Enfin, dat is een sombere gedachte. Natuurlijk moet ik van deze zomer ook de goede momenten memoreren en ja, ik maakte daar in Frankrijk zelfs een oefening van: ‘Het mooiste moment van deze dag was…’ Maar er was ook: een vlucht boven donker Argentinië, een fietsrit naar Hoofdplaat, een rit op de scooter, een zelfportret, het bezoek aan een atelier vol stammen en voren in brons en gips, het na dertig jaar herlezen van een geliefd boek, de maaltijden met zoonlief, een gesprek over de toevalligheden die het leven bepalen, het reikhalzende uitkijken naar de merels – hun afwezigheid bracht misschien verdriet, maar dat reikhalzen deed goed, het besef dat ik dat nog kan: reikhalzen. Ik wil dat nog lang kunnen. Ook in de herfst die komt. De herfst van dit jaar, van dit leven.