wolkenfragmenten uit Karl Ove Knausgård, Zoon
2488
Op een zachte, bewolkte dag
in augustus 1969 reed een bus over een smalle weg op een eiland in
Zuid-Noorwegen, tussen weilanden en rotsen, grasvelden en bosjes door, over
lage heuvels en door krappe bochten, soms met bomen aan weerszijden, als een
tunnel, soms vlak langs de zee. (7)
2489
Maar daar liepen ze dus, op die
warme, bewolkte dag in augustus 1969, op weg naar hun nieuwe huis, hij
zeulend met twee zware koffers, vol jarenzestigkleren, zij achter een
jarenzestigkinderwagen met daarin een baby in jarenzestigbabykleertjes, dat wil
zeggen wit en met veel kant, en tussen hen in, heen en weer huppelend, blij en
nieuwsgierig, benieuwd en vol verwachting, hun oudste zoon Yngve. (10)
2490
Is dat schepsel dezelfde persoon
als degene die hier in Malmö dit zit te schrijven? En zal het schepsel dat dit
in Malmö zit te schrijven, veertig jaar oud, op een bewolkte dag in
september in een kamer waar het geroezemoes van het verkeer buiten klinkt en
waar de herfstwind door het ouderwetse ventilatiesysteem giert, dezelfde zijn
als de grijze, ineengedoken oude man die over veertig jaar misschien ergens in
een bejaardentehuis in de Zweedse bossen beverig zit te kwijlen? (11-12)
2491
Achter ons was het wolkendek
aan de hemel gescheurd. (27)
2492
De wolken in de richting van
de stad waren wit. (31)
2493
Achter de zwiepende dennenkruinen
joegen de wolken langs de hemel. (129)
2494
Het was bewolkt, maar de wolken
waren van het witgrijze, lichte type dat weliswaar de hemel buitensloot, maar
geen regen bracht. (138)
2495
Het was de wereld van het water en
de lucht, de aarde en de bergen, de zon en de sterrren, de wolken en de
hemel, al dat oude dat er altijd was en altijd was geweest en waar je daarom
niet bij stilstond. (200)
2496
Overal om ons heen knalde het
vuurwek, de hemel flakkerde voortdurend van de explosies, die we eerder
vermoedden dan zagen, want het was bewolkt en mistig, dus van de
sterrenregens en alle kleuren en patronen bleef niet veel meer over dan
trillende lichtflitsen. (335)
2497
Het was bewolkt en niet zo
heel erg warm; op het strand van Nabben was vast niemand. (346)
2498
Begin juni,
blauwe lucht en geen wolkje aan de hemel. (374)
2499
Het was bewolkt en het
grijze, doffe wolkendek leek alle kleuren uit het landschap te zuigen. (398)