10 april 2005
Boonen
Bon, dan zullen we maar voor Boonen supporteren, zeker?
Fraai hoor, wat die kerel doet. Ik kan dat wel appreciëren. Na, en naadloos
aansluitend op, Museeuw hebben we een nieuwe wielergod. Hallelujah! Toch zit me
iets dwars, met die Boonen. Niet met de kerel zelf, ik mag zijn branie wel,
maar wel met de verhouding die tussen hem en mij bestaat. Dat zit zo.
Als kind was ik een supporter van Roger De Vlaeminck. Niet
van Merckx dus, maar van diens eeuwige uitdager. De Vlaming. Geen
flamingantisme, hoor, neen, ’t had meer met sympathie voor de underdog te
maken. De Vlaeminck had ook iets onconventioneels. Ik heb het nooit kunnen
verklaren. (Ik was daar te jong voor, voor verklaringen.) Ik vond ten andere
ook dat De Vlaeminck mooier op zijn fiets zat, zo met zijn onderarmen
horizontaal, de vuisten rond de remmen. De Vlaeminck was – uiteraard – ouder
dan ik toen was. Veel ouder. Hij had bijna mijn vader kunnen zijn.
Mijn volgende wieleridool was, na een decennium van achteraf
gezien misschien wel wat overdreven interesse voor zaken die ik in die periode
belangrijker achtte, Museeuw. Hij was iets jonger dan ik, maar met wat
mathematisch en emotioneel geschipper zouden we kunnen zeggen dat we leeftijdsgenoten
waren en uiteraard nog altijd zijn. Ik vond en vind nu meer dan ooit Museeuw
als mens een absolute pipo, maar als renner kon hij mij wel bekoren. Hij had
die machtige dijen, dat schuimbekkende, die onvoorwaardelijkheid in de
inspanning. Je moet ook altijd voor een Belg zijn, vind ik, als Belg – dat is
natuurlijk ook een argument. Een mooi hoogtepunt was Lugano, toen hij – al dan
niet op speed – wereldkampioen werd.
En dan is er nu Boonen. Maar er is een probleem met Boonen.
Tussen Boonen en mij, bedoel ik. Hij is zoveel jonger. Ineens duwt mijn wieleridool me in een rol die ik tot nu
toe nooit heb gekend. Ik begin te supporteren voor een kind van 24, stel je
voor! En ja, het is onvermijdelijk: van de weeromstuit voel ik me oud. Allez
vooruit, laat ons niet kniezen: ouder.