1.1.1.4.1. Philippe Delerm, Quelque chose en lui de Bartleby
Bartleby is in het gelijknamige verhaal van Herman Melville,
voluit Bartleby, The Scrivener: A Story Of
Wall-street, een enigmatisch personage, dat zich vooral profileert door een
totale weigering om tot actie over te gaan. Het verhaal is opgenomen in de
bundel The Piazza Tales (1856).
→ 1.1.1.4.1.1. Herman
Melville, Bartleby, The Scrivener (1856)
De ik-persoon – laten we hem de Verteller noemen – stelt
zichzelf voor. Hij is een bijna zestigjarige jurist. Na een carrière van dertig
jaar is hij beroepshalve al vaak in contact gekomen met scriveners. Een scrivener
is, letterlijk vertaald, een schrijver,
maar hier gaat het ook en eigenlijk in de eerste plaats om beroepsschrijvers,
bijvoorbeeld kopiisten, met name op bijvoorbeeld een advocatenkantoor. De verteller
zegt dat hij zelfs over de saaiste scriveners
die hij heeft gekend een hele biografie zou kunnen samenstellen, maar er is
er een die er toch van tussenuit valt, en dat is Bartleby, die zo weinig sporen
heeft nagelaten dat er over hem eigenlijk nauwelijks iets te zeggen valt. It is an irreparable loss to literature.
De Verteller kan enkel weergeven wat hij met zijn eigen astonished eyes heeft gezien.
Maar eerst moet hij het over zichzelf hebben, dat is
noodzakelijk om het vervolg van het verhaal, dat dus, gezien de titel, over
Bartleby zal gaan, te begrijpen.
De Verteller is een advocaat-zonder-ambitie, die leeft
volgens het principe that the easiest way
of life is the best: in zijn kantoor, gevestigd in ‘Wall-street’, gaat hij
voorzichtig en ‘met methode’ te werk. De werkdruk is onlangs aanzienlijk
toegenomen omdat een kantoor werd overgenomen. Dat is de reden waarom de
Verteller Bartlebey in dienst heeft genomen. Zo krijgen Turkey, een vóór de
middag efficiënte en hondstrouwe en ná de middag inefficiënte, kolerieke en
slordige Engelsman die even oud is als de verteller, de 25-jarige ambitieuze en
keurige maar nerveuze en drankzuchtige Nippers, die ná de middag opvallend
kalmer is, en Ginger Nut, het 20-jarige manusje-van-alles, een nieuwe collega. Dat wordt dus Bartleby, pallidly neat, pitiably respectable,
incurably forlorn.
De Verteller-kantoorhouder verwacht dat Bartleby een
standvastige en nauwkeurige medewerker zal zijn, en is dan ook verwonderd
wanneer Bartleby de eerste keer dat hem iets wordt gevraagd dat van zijn kerntaak
– wetteksten kopiëren – afwijkt, doodleuk maar beslist antwoordt: ‘I would prefer not to.’ De Verteller
weet hier geen weg mee. Normaal gezien zou hij de man meteen ontslaan, maar
Bartleby maakt zo’n starre, onbewogen en onthechte indruk dat hij, de Verteller
dus, net zo goed de gipsen buste van Cicero op de stoep had kunnen zetten (zijn
woorden).
Enkele dagen later herhaalt de situatie zich. De Verteller weet er geen raad mee: there was something about Bartleby that not
only strangely disarmed me, but in a wonderful manner touched and disconcerted
me. De man begint hem te ergeren maar ook te intrigeren. Hoe kan hij
zo nauwgezet zijn en tegelijk koppig ongehoorzaam? Vanwaar die recalcitrante
houding?
Bartleby komt er mee weg en verwerft, door Vertellers
perplexe afwezigheid van adequate reactie, een voorkeursbehandeling: hem wordt
niets meer gevraagd dat van zijn kerntaak afwijkt. Dat Turkey, Nippers en
Ginger Nut het daar niet mee eens zijn, neemt de Verteller er dan maar bij.
Bartleby is al bij al, als hij niets anders moet doen dan kopiëren, een goede
en betrouwbare werkkracht. En
bovendien: I had a singular confidence in
his honesty.
Op een zondagmorgen betrapt de Verteller Bartleby in zijn
ondergoed op het kantoor. Het is duidelijk dat Bartleby er gewoon zijn intrek
heeft genomen. Hoe eenzaam moet hij niet zijn, realiseert de Verteller zich, en
hij weet zich overmand door een fraternal
melancholy. Hij trekt zich Bartleby’s lot aan. Maar tegelijkertijd voelt
hij toch ook dat hij Bartleby niet kan helpen omdat: it was his soul that suffered. Dat blijkt ook uit Bartleby’s
reactie wanneer de Verteller hem ’s anderendaags uitnodigt tot een gesprek:
zoals steeds luidt het antwoord: I would
prefer not to.
Het woord prefer
dringt binnen in het spreken van de Verteller, maar ook in dat van Turkey en
Nippers.
Op een dag weigert Bartleby nog teksten te kopiëren. Ook
daarop reageert de Verteller aanvankelijk met een verbijsterd immobilisme en
met medelijden. Hij besluit Bartleby nog een week te geven om zijn biezen te
pakken. Wanneer die week om is, zit de weerspannige klerk nog altijd op zijn
plek. ‘U moet vertrekken,’ maant de Verteller. I would prefer not, luidt het inmiddels voorspelbare antwoord. Een
volgend bevel loopt op dezelfde weigering uit. En weer weet de Verteller niet
hoe hij daar gepast moet op reageren. Misschien kan hij doen alsof Bartleby vertrokken is? Maar neen,
dat brengt natuurlijk ook geen zoden aan de dijk. Opnieuw laat de Verteller zijn
menslievendheid en medelijden zegevieren. Hij begint het zelfs – in weerwil van
de niet mis te verstane commentaren van bezoekers – als een voorbeschikking van
de Voorzienigheid te zien, dat die hem met Bartleby heeft opgezadeld, wellicht
om hem iets diepmenselijks of iets van ethische envergure duidelijk te maken: Bartleby was billeted upon me for some
mysterious purpose of an all-wise Providence, which it was not for a mere
mortal like me to fathom.
Uiteindelijk ziet de Verteller enkel in het zelf verhuizen
een mogelijkheid om van Bartleby af te geraken. Dat dacht hij maar! De volgende
huurders van het pand aan ‘Wall-street’ maken hun beklag en eisen dat hij de
man die daar is achtergebleven van hen overneemt. De Verteller gaat met Bartleby
spreken, maar zonder resultaat. Bartleby: ‘at
present I would prefer not to make any change at all’. Uiteindelijk wordt Bartleby
door de nieuwe huurder manu militari verwijderd
en in een tehuis voor zwervers geplaatst, waar hij, ondanks alle aangeboden
hulp, op een treurige wijze aan zijn einde komt.
In een naschrift, een alinea die buiten het relaas valt,
vernemen we dat de Verteller na navraag heeft vernomen dat Bartleby, voordat
hij bij de Verteller, Turkey, Nippers en Ginger Nut kwam werken, of beter gezegd
niet kwam werken, werd ontslagen op
de Dead Letter Office in Washington – ik vermoed dat dit een dienst is die zich
ontfermt over brieven die werden verstuurd naar reeds overleden bestemmelingen.