12 mei 2005
mijn woordenboek 82
ABSURD
‘Gôh, dat was echt absurd. Het was die keer dat we met die
krans naar dat koppel gingen dat juist een kind had verloren. Dat kind had
eigenlijk nooit moeten leven, het was te vroeg geboren, negenhonderd gram of
zoiets, en dan hebben ze het een jaar lang kunstmatig in leven gehouden. Ik heb
het één keer bezocht, het was net een gevild konijn. Het lag daar, met al die
slangen en pleisters in en op zijn lijfje. Het is dan uiteindelijk doodgegaan.
Iedereen was opgelucht. Maar goed, wij reden dus met z’n drieën naar X, waar
dat koppel woonde. Neen, het was niet naar de begrafenis dat we gingen, die was
in intieme kring gehouden. Die vrienden woonden afgelegen, ergens tussen Y en
Y-accent, wij reden verkeerd. Ik herinner het me nog goed: 1 bestuurde de
Renault Espace, ze was voortdurend aan het roken, ik zie haar nog gesticuleren
met die sigaret en de rook die ze maakte; 2 zat rechts vooraan en leverde
voortdurend commentaar over de weg die we moesten kiezen; 3, ik dus, zat op de
achterbank, met de kaart op mijn schoot. Ik probeerde de weg te zoeken naar dat
godvergeten gat maar dat lukte dus niet al te best. Op een gegeven moment
vroegen we iemand de weg, maar ik verstond het Oost-Vlaamse dialect niet waarin
die mens ons te woord stond. Hé, ik moet nu denken aan die Italiaanse film, Z,
daarin rijden ze ook rond in een Renault Espace. Of La Voie Lactée, dat is ook zo’n situatie. Ja, inderdaad, de melkweg
en Espace, dat komt goed overeen. Le silence éternel de ces espaces infinis
m’effraye. We raken dus hopeloos van de weg af en ineens, je gelooft het niet,
staan we op een kruispunt bij een kapelletje van Onze-Lieve-Vrouw van de
Bevende Hazelaar. Neen, ik vind niets uit. Onze-Lieve-Vrouw van de Bevende Hazelaar.
Mocht Reve er passeren, hij zou meteen voorover ter aarde storten… Uiteindelijk
zijn we er toch geraakt. Ze waren niet thuis. We hebben de krans dan maar op
een tuinstoel op het terras achter het huis gelegd.’