Op school zongen we ‘Wij zijn één natie’ en ‘Noorwegen in
rood, wit en blauw’ en het volkslied, we leerden over Henrik Wergeland en over
de grondwet die op 17 mei 1814 in Eidsvoll
was opgesteld. Thuis werden de strikken en de vlaggen tevoorschijn gehaald, en
alles wat er maar aan fluitjes en toeters te vinden was. Op de dag zelf werd
aan alle vlaggenmasten de vlag gehesen en al vroeg in de ochtend kwamen alle
gezinnen hun huis uit, gekleed in klederdracht, jurk of net pak, met een mantel
of overjas eroverheen als het koud was of regende, de kinderen met vlaggetjes
in hun hand, soms zelfs met een muziekkoffer, want heel wat buurtkinderen
speelden in een muziekkorps, en die hadden dan een uniform aan in plaats van
hun nette kleren, die ze pas later aantrokken. Het uniform van het Tromøy
Schoolmuziekkorps bestond uit een mosterdgeel jasje en een zwarte broek met een
witte bies langs de zijkant en een zwarte, vreemdelingenlegioenachtige muts.
Karl Ove Knausgård, Zoon,
365