Beste Pascal,
Misschien wordt het toch tijd om te verklaren waarom
schrijvers zo graag drie kleuren als op een palet bij elkaar plaatsen. Ik
verklaar dat doordat een schrijver niet alleen realistisch beschrijft, maar
zich vaak door taalassociaties laat
leiden. Als hij op een bepaald ogenblik een kleur gebruikt is de neiging groot
daar een of meer kleuren tegenover te zetten. Onbewust zoekt hij naar objecten
die die kleur zou kunnen hebben, vaak zonder daarbij rekening met de
waarschijnlijkheid. De paradigmatische as van de taal (waarop die kleuren
geassocieerd zijn) wordt geprojecteerd op de syntagmatische as, zoals Roman
Jakobson voor poëzie heeft aangetoond. De schrijver wordt eerder geschreven dan
dat hij bewust schrijft. Ik gok erop dat zwart, wit en de drie elementaire
kleuren het vaakst bij elkaar worden gezet.
Van harte,
Paul Claes
PS Ik heb mijn lidmaatschap van de Maatschappij der
Nederlandse Letterkunde opgezegd, omdat dat eerbiedwaardige genootschap in de
aula van de universiteit van Leiden plechtig de zestigste verjaardag van Herman
Brusselmans wil vieren. Ik kan geen lid zijn van een vereniging die lulkoek
promoot.
*
Dag Paul,
Ook deze keer vraag ik uw uitdrukkelijke toestemming om
uw reactie (dit keer ook plus 'PS') op mijn blog te mogen plaatsen. En dan in
aansluiting ook dit briefje:
Uit die 'driekleur'-citaten heb ik nog geen gewichtige
vaststellingen kunnen afleiden. Of misschien enkel deze: dat het gebruik van
meerdere adjectieven (in dit geval kleuraanduidende) ook een kwestie van ritme
is. De maat van drie speelt daarbij een belangrijke rol. Dat 'geschreven
worden' heeft hier dan zeker iets met die muzikaliteit te maken. Ik beschouw de
rubriek overigens als niet méér dan een 'ludieke' illustratie van mijn ironisch
belgicisme. Of antiflamingantisme, zo u wilt.
Mijn 'wolken'-citaten leveren wél een vruchtbare
filologische oefening op. Alleen al het overtikken van de fragmenten ervaar ik
als zinvol: het is een goede manier om vertrouwd te raken met het telkens
andere 'stemgeluid' van de verschillende schrijvers. Bovendien zie je hoe
moeilijk het is om zoiets eenvoudigs en tegelijk onvatbaars als wolken in taal
weer te geven. Waar de ene niet verder komt dan het eenvoudige vermelden van de
aanwezigheid van 'wolken', slaagt de andere erin om in deze meteorologische toelichtingen
heel wat connotaties en een algemene sfeer binnen te smokkelen. Volgens mij zou
je alleen al uit die fragmenten veel kunnen zeggen over waarom een schrijver al
dan niet goed, beter of best is. Of juist niet of minder goed.
Eén voorbeeld: het is mij al opgevallen dat bij de écht
goede schrijvers de wolkenfragmenten gelijkmatig over de hele roman verspreid
zijn. Ze zijn niet gegroepeerd bij een bepaalde passage, bijvoorbeeld waar
sprake is van een naderend, uitbarstend en zich verwijderend onweer - neen, het
is als bij een goed (impressionistisch) schilderij, waar ook in de voor- en
achtergrond de kleuren aanwezig zijn die de focuserende blik in eerste
instantie enkel in het onderwerp zou zien.
Wat ook opvalt, is dat je soms schrijvers hebt die het
nooit over wolken hebben. Doordat ik zo in wat ik lees op de aanwezigheid van
wolken let, komt dat bij mij over alsof deze schrijvers met gebogen hoofd
rondlopen, starend naar de grond. Ze zullen niet rap struikelen, maar ze zien
naar mijn aanvoelen toch ook wel iets over het hoofd.
Misschien zal ik hierover nog eens iets uitgebreiders
schrijven - we zien het wel.
Nog een prettig weekend gewenst,
*
Beste Pascal,
Natuurlijk mag je mijn reactie op je blog plaatsen.
Heb ik je al ooit geschreven dat bijna alle Illuminations
van Rimbaud vermomde wolkentaferelen zijn? Daarover schreef ik de studie La
clef des Illuminations (Rodopi). In de romantiek zijn er veel beschrijvingen
van wolken. Schrijvers liepen toen ook meer door de natuur (en met hun hoofd in
de wolken) dan nu.
Het beste,
Paul