Papa reed het huis een klein stukje voorbij, de heuvel
af, en reed toen achteruit terug, het tegenoverliggende steegje in. Alleen zo
kon hij de korte, steile oprit op rijden.
Het gezicht van oma verscheen achter het keukenraam. Toen
we uit de auto waren gestapt, die bijna tegen de geverfde garagedeur met zijn
zwarte gietijzeren beslag geparkeerd stond, en het roodgeverfde bakstenen
trapje op liepen, deed ze de deur open.
Karl Ove Knausgård, Zoon,
141