vrijdag 1 september 2017
de zomer van 2017 – 30
Jeugdherinneringen, herinneringen aan een vergeefse oorlog in een ver land, herinneringen aan een huwelijk dat voorbij is, herinneringen aan het vruchteloze werk in een psychiatrische instelling: dat alles schiet een man die een lange autorit maakt door het hoofd, alles door elkaar, in verschillende registers, met ikken en hijen, tegenwoordige en verleden tijd – en het wordt een ingenieus weefsel, eigenlijk één lange stream of consciousness, waarin je nooit de draad kwijtraakt. Je kunt Reis naar het einde van António Lobo Antunes om de inhoud lezen, en dan houd je min of meer over wat ik in mijn eerste zin samenvatte. Dat is interessant, zeker de niet zo malse kritiek op de psychiatrie – en die formuleert Lobo Antunes als insider want hij hééft in een psychiatrische instelling gewerkt. Maar het is vooral de stijl die mij doet zeggen dat Reis naar het einde een meesterwerk is. (Waarmee ik min of meer hetzelfde zeg als wat ik zes jaar geleden schreef over Vogelvlucht, van dezelfde auteur.) De zinnen deinen en golven, zoals je in een auto die met een goede vering is uitgerust kunt deinen en golven; ze zijn vaak lang en complex maar altijd vloeiend (vertaler Harrie Lemmens heeft zijn werk voortreffelijk gedaan); de taal is beeldend, zeer zintuiglijk, zeer auditief en visueel – licht en duisternis, zicht- en onzichtbaarheid en schemering en onscherp zicht spelen een belangrijke rol… Het is zo’n boek waarin je je moet onderdompelen en heel snel lezend een sfeer kunt ondergaan. Vrolijk word je er niet van want er zit veel ellende en verdriet en uitzichtloosheid in, maar het taalplezier dat hier van de bladzijden spat is zonder weerga. (Zie maar naar de talrijke wolkenfragmenten die ik uit de roman verzamelde.) Voor mij is Reis naar het einde, geschreven in 1981 en pas nu in het Nederlands vertaald, zeker en vast een van de boeken van het jaar!